|
Gita in dutch |
HET
PAD DER DIENSTBAARHEID
- Arjuna zei: O Janärdana, O Keśava,
waarom dwing Je me aan deze gruwelijke strijd deel te nemen, als Je denkt
dat verstandig zijn beter is dan handelen terwille van het resultaat.
- Mijn verstand is door Je dubbelzinnige
aanwijzingen van streek. Zeg me daarom ondubbelzinnig wat het heilzaamst
voor me is.
- De Allerhoogste zei: O zondeloze
Arjuna, Ik heb al uitgelegd dat er twee soorten mensen zijn die het Zelf
trachten te verwerkelijken. Sommigen zijn geneigd Het proefondervindelijk
en wijsgerig bespiegelend te benaderen, anderen zoeken Het door toegewijde
arbeid.
- Louter door zich van werken te
onthouden kan men zich niet vrijwaren van de terugslagen ervan, noch kan
men louter door verzaking tot volmaaktheid komen.
- Alle mensen zijn gedwongen hulpeloos te
handelen overeenkomstig de drangen die voortkomen uit de geaardheden der
stoffelijke natuur; daarom kan niemand zich ervan weerhouden iets te doen,
zelfs geen ogenblik.
- Wie de zinnen en de handelende
lichaamsdelen beheerst, maar intussen mijmert over zingenoegens, misleidt
zichzelf en wordt een huichelaar genoemd.
WAAROM ANDEREN DIENEN?
- Wie daarentegen de zinnen beteugelt
met de geest, en zijn handelende lichaamsdelen inschakelt in toegewijde
arbeid, zonder zich eraan te hechten, stijgt hier verre bovenuit.
- Doe je voorgeschreven plicht, want
werken is beter dan niets doen. Een mens kan niet eens zijn lichaam
onderhouden zonder te werken.
- Werk als offer aan Visnu opgedragen,
moet worden verricht, anders bindt werk ons aan de stoffelijke wereld.
Vervul daarom je voorgeschreven plicht om Zijnentwil, O zoon van Kuntï, en
aldus zul je altijd onthecht en vrij van gebondenheid blijven.
ELKAAR HELPEN IS HET EERSTE GEBOD VAN DE SCHEPPER
- In het begin van de schepping zond de
Heer aller schepselen geslachten van mensen en halfgoden uit met offers
aan Visnu en
zegende ze, zeggende: “Weest gelukkig door deze yajna (offer), want hij
zal jullie alles schenken wat je begeert.”
- De halfgoden, door de offers
tevredengesteld, zullen jou tevreden stellen; en door deze wisselwerking
zal er voor allen algehele voorspoed heersen.
- De halfgoden, wier taak is in de
verschillende levensbehoeften te voorzien, geven de mens, wanneer hij hun
met yajna tevreden stelt, alles wat hij nodig heeft. Wie echter van deze
gaven geniet zonder ze aan de halfgoden te offeren is voorzeker een dief.
- De toegewijden van de Heer worden van
alle zonden verlost, omdat ze voedsel nuttigen dat eerst geofferd is.
Anderen, die voedsel bereiden voor eigen zingenot, eten waarlijk louter
zonde.
- Alle bestaande lichamen leven van
voedsel, dat slechts kan groeien wanneer er regen valt. Regen volgt op het
brengen van yajna (offers), waarvan de mens zich kwijt door zijn
voorgeschreven plichten te vervullen.
- De Veda’s, die rechtstreeks door de
Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zijn geopenbaard, schrijven aan regels
gebonden handelen voor. Dienovereenkomstig is het alomtegenwoordige
bovenzinnelijke eeuwig in offer-handelingen aanwezig.
- Mijn dierbare Arjuna, wie zich niet
richt naar het Vedische voorschrift om stelselmatig te offeren, leidt een
zondig leven, want wie slechts vreugde beleeft aan zijn zinnen, leeft
tevergeefs.
- Maar wie behagen schept in het zelf,
wie verlichting geniet in het zelf, wie blij en tevreden is met het zelf
alleen, en daarin verzadigd – die kent geen plicht.
- Een zelfverwerkelijkt persoon heeft bij
het vervullen van zijn voorgeschreven plicht geen bepaalde oogmerken, noch
heeft hij enige reden om zulk werk niet te verrichten. Evenmin heeft hij
ook maar de geringste behoefte zich van een ander levend wezen afhankelijk
te stellen.
LEIDERS MOETEN HET VOORBEELD GEVEN
- Daarom dient men, zonder zich aan de
vruchten van zijn daden te hechten, louter uit plichtsbetrachting te
handelen; want wanneer men belangeloos werkt, bereikt men het
Allerhoogste.
- Zelfs vorsten als Janaka en anderen
bereikten het peil der volmaaktheid door hun voorgeschreven plichten te
vervullen. Daarom dien je, juist om de mensen een voorbeeld te stellen, je
taak verrichten.
- Hoe een groot man ook handelt, de
gewone mensen volgen altijd zijn voorbeeld. En de maatstaf die hij door
zijn voorbeeldig handelen aanlegt, wordt door de hele wereld aangehouden.
- O zoon van Partha, in alle drie van de
gewesten-stelsels is er geen enkel werk dat Me is voorgeschreven. Het
ontbreekt Me aan niets, noch hoef Ik iets te hebben – en toch houd Ik Me
met werken bezig.
- Want als Ik geen werk verrichte, O
Partha, zouden alle mensen beslist Mijn voorbeeld volgen.
- Als Ik met werken ophield, zouden al
deze werelden ten gronde gaan. Ook zou Ik dan de oorzaak zijn van
ongewenste bevolking en daarmee de vrede van alle levende wezens
verstoren.
WAT ZOU DE WIJZE
TEGENOVER DE ONWETENDE MOETEN DOEN
- Zoals de onwetenden hun plicht
vervullen ter wille van de vruchten van dien, zo kunnen ook wijzen
handelen, maar dan belangloos, om de mensen voor te gaan op het goede pad.
- Laten de wijzen de geest der
onwetenden, die gehecht zijn aan baatzuchtig werk, niet in de war brengen.
Ze moeten niet worden aangemoedigd met werken op te houden, maar over te
gaan tot werken in toegewijde dienst. (Zie ook 3.29)
- De geestelijke ziel, die door de
invloed van de drieërlei aard der stoffelijke natuur geheel in de war is,
denkt dat ze zélf van alles doet, wat in werkelijkheid door de natuur
wordt gedaan. (Zie ook 5.09, 13.29, and 14.19)
AL DE WERKEN ZIJN DE WERKEN VAN DE NATUUR
- Wie geworteld is in de kennis der
Absolute Waarheid, O sterk-gearmde, houdt zich niet bezig met de zinnen en
derzelver bevrediging, want hij kent het verschil tussen toegewijde dienst
en zelfzuchtige activiteit.
- Begoocheld door de geaardheden der
stoffelijke natuur, werpen de onwetenden zich op stoffelijke bezigheden en
raken eraan gehecht. Maar al houden ze zich uit gebrek aan kennis op met
laagstaand werk, dan mag dit voor
de wijzen geen reden zijn hen te verontrusten. (Zie ook 3.26)
- Doe daarom, O Arjuna, alles wat je
doet voor Mij, met je geest op Mij gericht en werp je – zonder te willen
winnen, belangloos en wakker – in de strijd.
- Wie zijn plicht doet volgens Mijn
voorschriften en zich trouw en zonder afgunst houdt aan hetgeen Ik hier
onderwijs, wordt bevrijd uit de gevangenschap waarin hij zich door zijn
baatzuchtig streven bevindt.
- Maar wie uit afgunst deze aanwijzingen
veronachtzaamt en ze niet geregeld naleeft, dient beschouwd te worden als
verstoken van alle kennis, verdwaasd en gedoemd tot onwetendheid en
gevangenschap.
- Zelfs iemand wiens leven in kennis
wortelt, handelt naar zijn eigen aard, want iedereen gedraagt zich naar
zijn aard. Wat zou men dan met onderdrukking kunnen bereiken?
TWEE STRUIKELBLOKKEN OP HET PAD VAN DE VOLMAAKTHEID
- Van alles wat op de zinnen inwerkt
ondergaan de belichaamde wezens de aantrekking en de afstoting, maar men
moet zich niet door de zinnen en hetgeen op ze inwerkt laten leiden, want
het zijn struikelblokken op de weg naar zelfverwerkelijking.
- Het is veel beter zijn eigen
voorgeschreven plicht te doen dan die van een ander. Want als men tijdens
zijn eigen plichtvervulling fouten maakt of zelfs gedood wordt, is dit
beter dan andermans plicht op zich te nemen, want het is gevaarlijk de weg
van een ander te volgen. (Zie ook 18.47)
LUST IS DE OORSPRONG VAN DE ZONDE
- Arjuna zei: O nakomeling van Vrsni,
waardoor wordt iemand tot zondige daden gebracht, zelfs tegen zijn wil,
alsof hij ertoe gedwongen wordt?
- De Allerhoogste sprak: het is louter
lust, Arjuna, die ontstaat uit aanraking met de stoffelijke geaardheid
hartstocht en later verandert in toorn: zij is de alles-verslindende
vijand van deze wereld en de oorzaak der zonde.
- Zoals vuur verhuld wordt door rook,
een spiegel door stof of de vruchtkiem door de moederschoot, zo wordt het
levend wezen verhuld door verschillende graden van deze lust.
- Zo wordt het zuiver bewustzijn van
het levend wezen verhuld door zijn eeuwige vijand in de vorm van lust, die
nooit bevredigd kan worden en brandt als vuur.
- Zinnen, geest en verstand zijn de
zetels van deze wellust, die de werkelijke kennis van het levend wezen
versluiert en het van streek brengt.
- Bedwing daarom reeds in het begin, O
Arjuna, beste der Bharata’s, dit grote symbool der zonde (de lust) door de
zinnen te beteugelen – en dood deze vernietiger van kennis en
zelfverwerkelijking.
HOE DE LUST BEHEERSEN
- De zinnen zijn boven de levenloze stof
verheven; hoger dan de zinnen is de geest; nog hoger dan de geest is het
verstand; en hoger nog dan het verstand is zij (de ziel).
- Wanneer men aldus weet dat men boven
de stoffelijke zinnen, de geest en het verstand verheven is, dient men het
lagere door het hogere zelf te beteugelen en zo – door bovenzinnelijke kracht
– deze onverzadelijke vijand, bekend als lust, te overwinnen.
In de
Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gita, in de wetenschap van de
Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de
Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het derde hoofdstuk, genaamd
“Het Pad der Dienstbaarheid”.
|
|
|