DE AFSCHEIDSREDE VAN DE HEER KRISHNA
De Heer Krishna op
de avond van Zijn vertrek der arena deze wereld, nadat was beëindigd de
moeilijke taak de Dharma te vestigen, gaf Hij zijn laatste afscheidsrede aan
Zijn onkel Uddhava die tevens Zijn geliefde devoot en volgeling was. Op het
einde van een lange preek met de inhoud van meer dan duizend verzen (BP
11.06-29), zei Uddhava: “O Heer, ik denk dat het naleven van yoga zoals Gij
(aan Arjuna, en nu) tot mij hebt verteld, moeilijk is en zelfs voor de meeste
mensen, daar het de controle bevat van de onhandelbare zinnen. Vertel me kort,
eenvoudig, en gemakkelijk de weg naar de Godrealisatie. De Heer Krishna gaf op
Uddhava’s aanvraag de bijzonderheden om in deze moderne tijd tot zelfrealisatie
te komen, en deze zijn:
(1) Vervul zo goed mogelijk uw plichten voor Mij, zonder zelfzuchtige
bedoelingen, en herinner Mij ten alle tijde – voor het begin van het werk, bij
het voleindigen van een taak, en tijdens de inactiviteit.
(2) Praktiseer om Mij in alle creaturen te zien in gedachte, woord en daad;
en maak hen mentaal een buiging.
(3) Ontwaakt uw slapende Kundalini Sakti en besef dat God’s kracht steeds
met u is; door de activiteiten van het gemoed, de zinnen, de ademhaling, en de
emoties; en dat Hij voortdurend al het werk verricht door u als een te
instrument in gebruik. Yogďrâja Muntaz zei: de persoon die zich als een louter
instrument herkend en zijnde een
sportveld voor het gemoed en de materie, kent Brahma of de Waarheid. Het beëindigen
van alle begeerten door de ware essentie der wereld en menselijk gemoed te
realiseren, is Zelfrealisatie. Paramahamsa Hariharânanda zei: God is alles en
zelfs boven alles. Daarom, indien ge Hem wilt realiseren, dient ge Hem te
zoeken en Hem zien in ieder atoom, in iedere materie, in ieder lichamelijke
functie, en elk wezen in een houding van overgave.
De essentie van de
Godrealisatie is tevens in de Bhagavad Mahâ Purâna (BP 2.09.32-35) als volgt
opgesomd:
De Verhevene Heer
Krishna zei: O Brahma, de persoon die Mij wenst te kennen, de Verhevene
Goddelijke Persoonlijkheid, de Heer Srî Krishna, zou moeten begrijpen dat Ik
voor de schepping bestond, dat Ik in de schepping besta, en evenzo na de
dissolutie. Al andere bestaan is niets anders dan Mijn denkbeeldig energie. Ik
besta in de schepping, en tezelfdertijd buiten de schepping. Ik ben de
alvervullend Verhevene Heer die overal bestaat, in alles, en ten alle tijde.
Harih
AUM tatsat Harih AUM tatsat Harih AUM tatsat
Śrî
Krsnârpanam astu śubham bhűyât.
AUM
Śântih Śântih Śântih
Het boek is aan de Heer Sri Krishna
geschonken. Moge Hij ons allen zegenen met goedheid, voorspoed, en vrede.