|
Gita in Dutch |
DE
MANIFESTATIE DER ABSOLUTE
- De Heer Krishna zei: O Arjuna, luister
wederom naar Mijn verheven woord. Uw welzijn beogend, wil Ik het u
verkondigen, daar gij Mij lief zijt.
GOD IS HET BEGIN VAN ALLES
- Noch de hemelse heersers, noch de grote
wijzen kennen Mijn oorsprong, want Ik ben de oorsprong van de hemelse
heersers en de grote wijzen overal.
- Hij die Mij kent als de Ongeborene,
zonder begin, de grote Heer der wereld, hij is reeds als sterveling zonder
begoocheling, hij is bevrijd van de slavernij der Karma.
4-5
Verstand, kennis, vrijheid van twijfel
en begoocheling, vergevingsgezindheid, waarheid, zelfbeheersing en kalmte,
blijdschap en pijn, geboorte, dood, vrees, onbevreesdheid, geweldloosheid,
gelijkmoedigheid, tevredenheid, soberheid, barmhartigheid, eer en schande
worden geschapen door Mij alleen.
6. De grote heiligen, wijzen, en al de schepselen van de wereld werden
door Mijn potentiële energie geboren.
- Wie deze Mijn macht en heerlijkheid
waarlijk kent, begeeft zich in zuivere toegewijde dienst; dit lijdt geen
twijfel.
- Ik ben de oorsprong van allen; alles
komt uit Mij voort; dit begrijpend, in aanbidding verzonken, aanschouwen
de wijzen Mij (het Zelf).
- Met hun gedachten op Mij gericht, hun
leven geheel in Mij geworteld, elkander verlichtend, steeds over Mij
sprekend, zijn zij tevreden en blijmoedig.
DE HEER GEEFT ZIJN DEVOTEN KENNIS
- Zij die Mij voortdurend zijn toegewijd
en Mij liefdevol aanbidden, schenk Ik het verstand
waardoor ze tot Mij kunnen komen.
- Omdat Ik in hun innerlijke psyche als
bewustzijn verblijf, om door de stralende lamp van transcendentale kennis
de duisternis uit onwetendheid geboren te vernietigen, en dit uit een
louter medelijdende handeling jegens hen..
- Arjuna zei: Gij zijt de allerhoogste
Eeuwige, het allerhoogste toevluchtsoord, de allerhoogste Reiniger; de
eeuwige goddelijke mens,
de Godheid der Goden, de Ongeborene, de alomtegenwoordige Heer.
- Alle heiligen en wijzen hebben van U
getuigd, en nu verklaar Gij het me Zelf.
NIEMAND KENT DE WERKELIJKE NATUUR VAN DE
REALITEIT
- O Krishna: Al wat Gij mij gezegd hebt
aanvaard ik volkomen voor waar. Noch de goden,
noch demonen, O
Heer, kennen Uw persoonlijkheid. (Zie ook 4.06)
- Waarlijk, Gijzelf kent Uzelf,
Soevereine Heer,
O Gij oorsprong van alle wezens, Heer der Schepselen, God der goden,
Heerser der wereld.
- Wil mij toch gans Uw eigen goddelijke
heerlijkheid verkondigen, waarin Gij verblijft, terwijl Gij deze werelden
met Uw leven doordringt.
- Hoe moet ik op U mediteren, O
Soevereine Yogi? In welke verschillende gedaanten dien ik U in gedachten
te houden, O Heer?
- O Heer, vertel me uitvoerig over Uw
geweldige vermogens en heerlijkheid, want ik kan nooit genoeg ontvangen
van uw levengevende
woorden.
ALLES IS EEN MANIFESTATIE DER ABSOLUTE
- De Heer Krishna zei: Ja, Ik zal U van
Mijn goddelijke heerlijkheid vertellen, maar alleen het voornaamste, O
Arjuna, want Mijn volheid kent geen grenzen.
- O Arjuna, Ik ben de Verhevene Geest (of
Superziel), verblijvend in de innerlijke psyche van alle wezens. Ik ben
tevens de schepper, de onderhouder, en de
vernietiger – of het begin, het midden, en het einde – van alle
wezens.
- Ik ben de ondersteuner, Ik ben de
stralende zon tussen de lichten,
Ik ben de beheerser van de wind, Ik ben de maan tussen de sterren.
- Ik ben de Veda’s, Ik ben de hemelse
heerschappij, Ik ben het gemoed tussen de zinnen, Ik ben het bewustzijn in
de levende wezens.
- Ik ben de Heer Siva, Ik ben de god der
rijkdom, Ik ben de vuurgod, en de bergen.
- Ik ben de priester, en de legergeneraal
der hemelse heersers, O Arjuna. En van alle watervlakten ben Ik de oceaan.
- Ik ben de kosmische monosyllabe geluid,
OM,
van tussen de woorden; Ik ben het zingen van mantra’s onder de spirituele
disciplines; en Ik ben de Himalaya tussen de bergen.
EEN KORTE BESCHRIJVING VAN DE GODDELIJKE MANIFESTATIES
26. Ik ben de heilige vijgenboom tussen de bomen, Narada onder de wijzen,
en Ik ben al de andere hemelse bestuurders.
- Weet dat Ik van alle paarden
Uccaihsrava ben, die oprees uit de oceaan, geboren uit het elixer der
onsterfelijkheid; van de vorstelijke olifanten ben Ik Airavata en onder de
mensen ben Ik de koning.
- Van alle wapens ben Ik de
bliksemschicht; onder koeien ben Ik de surabhi’s, die overvloedig melk
geven. Van de verwekkers ben Ik Kandarpa, de liefdesgod, en van alle slangen
ben Ik Vasuki, de belangrijkste.
- Van de hemelse Naga-slangen ben Ik
Ananta; van de goden der waterwezens ben Ik Varuna. Van de overleden
voorouders ben Ik Aryama en onder hen die de wet uitvoeren ben Ik Yama, de
heer des doods.
- Onder de Daitya-demonen ben Ik de
toegewijde Prahlada; van de onderwerpers ben Ik de tijd; van de dieren ben
Ik de leeuw en van de vogels ben Ik Garuda, de gevleugelde drager van
Visnu.
- Van al wat reinigt ben Ik de wind; van
degenen die wapens hanteren ben Ik Rama; van de vissen ben Ik de haai en
van de stromende rivieren ben Ik de Ganges.
- Van al het geschapene ben Ik het begin,
het eind en ook het midden, O Arjuna. Van alle wetenschappen ben Ik de
geestelijke wetenschap aangaande het Zelf, en onder logici ben Ik de
uiteindelijke waarheid.
- Van de letters ben Ik de A en onder de
samenstellingen ben Ik het tweevoudig woord. Ook ben Ik de onuitputtelijke
tijd en van de scheppers ben Ik Brahman, wiens menigvuldige gezichten naar
alle kanten kijken.
- De alverslindende Dood ben Ik en de
oorsprong van al wat komen zal; en van de vrouwelijke hoedanigheden en
eigenschappen ben Ik de roem, de welvaart, de spraak, het geheugen, de
intelligentie, de kloekheid en de vergevingsgezindheid.
- Van de gewijde zangen ben Ik de
Brihatsaman, aangeheven door Heer Indra, en van de poëzie ben Ik de
Gayatri-mantra,
die dagelijks door brahmana’s wordt gezongen. Van de maanden ben Ik
november en december en van de jaargetijden ben Ik de bloeiende lente.
- Ik ben het dobbelen van de
bedrieger; de stralende pracht der prachtige dingen ben Ik; Ik ben de
zegen; Ik ben de vastberadenheid; en de waarheid der waarachtigen, het
goede der goeden ben Ik.
37-38
Ik
ben Krishna, Vyasa, Arjuna, en de kracht van de bestuurders, de staatsmanbeleid
van de zoekers naar overwinning. Ik ben de stilte onder de geheimen, en de
Zelfkennis onder de denkers.
39. Voorts, O Arjuna, ben Ik het zaad dat alle vormen van bestaan verwekt.
Er is geen wezen – of het nu bewegen kan of niet – dat bestaan kan zonder Mij.
(Zie ook 7.10 en 9.18)
DE GEMANIFESTEERDE SCHEPPING IS MAAR EEN HEEL
KLEINE FRACTIE VAN DE ABSOLUTE
40. Er is geen eind aan Mijn
goddelijke heerlijkheid, O Arjuna. Wat u is verkondigd, is slechts een
aanduiding van Mijn oneindige majesteit.
41. Weet dat alle schone, heerlijke en machtige scheppingen voortkomen uit
slechts één glimp van Mijn stralende luister.
42. Maar wat heeft het voor zin, O Arjuna, dit alles in bijzonderheden te
weten? Met slechts één deeltje van Mijzelf doordringt en draag Ik dit gehele
universum.
In de
Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste
Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en
Arjuna, staat aldus het tiende hoofdstuk, genaamd “De Manifestatie
der Absolute”.
“Want
indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u
vergeven.” (Matthéus 6.14) “Dat gij den boze niet wederstaat.” (Matthéus 5.39a)
Toorn door de vergever beheerst, kan groot kwaad veroorzaken tevens de goede
Karma van de schuldige aantasten indien de dader om geen vergiffenis vraagt.
(MB 5.36.05) De persoon die kwaad doet gaat op dezelfde manier ten onder,
indien hij of zij geen vergiffenis vraagt. (MS 2.163). De persoon die
overtreders vergeeft is gelukkig, daar de toorn van de vergever is uitgeroeid.
Iemand’s opgang door geestelijke discipline is gedwarsboomd wanneer zijn
inter-persoonlijke relatie met toorn en negatieve gevoelens is gevuld, al komt
het tegenover een enkele levende wezen.
Vertaald naar
R.P.: “I am the sustainer, I am the radiant sun among the luminaries, I am the
controller of wind, I am the moon among the stars.” (10.21)
Vertaald naar R.P.: “I
am the monosyllable cosmic sound, OM, among the words; I am the chanting of
mantra among the spiritual disciplines; and I am the Himalaya among the
mountains.” (10.25)
Dr.
Ramananda Prasad: Gedurende zingen van
een mantra, of van een heilige naam van God, zijn door heiligen en wijzen van
alle godsdiensten beschouwd als de gemakkelijkste en meest krachtige methode
van zelfrealisatie in deze tijd. Het in praktijk brengen van deze geestelijk
discipline in geloof, verspreid geluidsvibratie in de diepste lagen van het
gemoed, waar het als een bevochtiger werkt om het opkomen van de golven der
negatieve gedachten en ideeën tot de innerlijke ontwaking te voorkomen.
Meditatie is het uitgebreide en hogere stadium van deze ontwikkeling. Het moet
eerst gepraktiseerd worden alvorens met de transcendentale meditatie te
beginnen. Swami Harihar zegt: onnodig om herhaaldelijk de goddelijke naam te
repeteren in ruil voor wereldse voorwerpen. De geestelijke kracht van de
goddelijke naam mag zomaar niet worden gebruikt, zelfs niet om de ondergang van
de zonde te bekomen. Het kan enkel worden gebruikt voor goddelijke realisatie.
De mantra:
Aum Bhûr Bhuvah Svah
Aum Tat Savitur varenyam bhargo
devasya dhîmahi
Dhiyo yo nah prachodayât
Aum
O, Schepper van het heelal
Mogen wij Uw soevereine zondevernietigend licht
ontvangen
Moge U onze intellect in de goede richting leiden
|
|
|