HET PAD DER DEVOTIE
ZOU MEN EEN
PERSOONLIJKE OF EEN ONPERSOONLIJKE GOD MOETEN AANBIDDEN
1.
Arjuna vroeg: wie
worden er beschouwd als méér volmaakt: degenen die zich op de juiste wijze
verbonden hebben in toegewijde dienst aan U, of degenen die het onpersoonlijk
Absolute, het ongeopenbaarde, aanbidden?
2.
De Heer Krishna zei:
Degene wiens geest gericht is op Mijn persoonlijke gedaante en die altijd bezig
is Mij met groot en verheven geloof te aanbidden, die beschouw Ik als de meest
volmaakte.
3-4.
Maar degenen
die door zinsbeteugeling en gelijkgezindheid jegens iedereen opgaan in
aanbidding van het ongeopenbaarde, van datgene wat buiten waarnemingsbereik van
de zinnen ligt, het alomtegenwoordige, onvoorstelbare, hechte en onbeweeglijke
– het onpersoonlijke beeld van de Absolute Waarheid – diegenen komen, omdat ze
zich met aller welzijn bezig houden, uiteindelijk ook tot Mij.
REDENEN WAAROM EEN
PERSOONLIJKE VORM VAN GOD TE AANBIDDEN
5.
Zelfrealisatie is
moeilijker voor hen die hun gemoed op een onpersoonlijke, ongemanifesteerde, en
vormloos Absolute vestigen; daar het ongemanifesteerde moeilijk te begrijpen is
voor hen die in een lichaam leven.
6-7.
Voor degene die Mij aanbidt, die al zijn bezigheden
aan Mij wijdt en Me onveranderlijk trouw is, die verbonden is in toegewijde
dienst en altijd op Me mediteert, die zijn geest op Mij gericht houdt, O
Arjuna, - voor hem ben Ik de snelle redding uit de oceaan van geboorte en dood.
VIER PADEN TOT GOD
8.
Daarom, vestig uw
gemoed op Mij, en laat uw intellect op Mij alleen vertoeven door meditatie en
contemplatie. Hierna zult gij zeker in Mij verblijven.
9.
Maar als ge
niet in staat zijt uw aandacht vast op Mij gericht te houden, probeer dan tot
Mij te komen door de yoga van oefening,
O Arjuna.
10.
Zo gij ook
niet opgewassen zijt tegen voortdurend oefenen, houd u dan ijverig bezig met dienst aan Mij; door
handeling te verrichten om Mijnentwil, zult ge volmaaktheid bereiken.
11.
Zo gij zelfs
hiertoe de kracht niet hebt, neem dan uw toevlucht tot eenwording met Mij; geef
alle vruchten van handeling op en bewerkt zelfbeheersing.
KARMA-YOGA IS HET
BESTE OM ERMEE TE BEGINNEN
12. Kennis
is beter dan gedurende beoefening van concentratie;
meditatie is beter dan kennis; beter dan meditatie is verzaking van de vruchten
van handeling; op verzaking van de vruchten van handeling
volgt onmiddellijk vrede.
(Zie meer over het onderwerp ‘verzaking’ in 18.02, 18.09)
DE ATTRIBUTEN VAN
EEN DEVOOT
13-14.
Wie niet afgunstig is, maar een goede vriend van
alle levende wezens, wie niet denkt dat hij enig-iets bezit, wie vrij is van
eigendunk en gelijkmoedig in geluk en verdriet, wie altijd voldaan is en
onwankelbaar in zijn verrichting van toegewijde dienst en wiens geest en
verstand op Mij zijn afgestemd – die is Mij zeer dierbaar.
15.
Wie niemand in
moeilijkheden brengt, zich niet door angst laat verontrusten en evenwichtig is
in geluk en verdriet, is Mij zeer dierbaar.
16.
Wie geen
begeerten koestert, zuiver, waardig in handeling, onbekommerd en door niets
verontrust is, wie alle initiatief heeft opgegeven en Mij vereert, die is Mij
dierbaar.
17.
Wie zich niets aantrekt
van vreugde of verdriet, wie klachten noch begeerten koesteren en wie zich noch
met gunstige, noch met ongunstige zaken inlaat, is Mij zeer dierbaar.
18-19.
Wie vriend en vijand gelijkgezind is, wie
evenwichtig blijft in eer en schande, hitte en kou, geluk en verdriet, roem en
smaad, wie altijd rein is, altijd zwijgzaam en met alles tevreden, wie zich
niet bekommert om zijn onderdak, wie in kennis verankerd is en verbonden in
toegewijde dienst, is Mij zeer dierbaar.
MEN ZOU IN ALLE OPRECHTHEID MOETEN PROBEREN GODDELIJKE
KWALITEITEN TE ONTWIKKELEN
20.
Maar de trouwe
devoten, die Mij als hun verhevene bestemming hebben genomen en volgen – of die
gewoon in oprechtheid proberen te ontwikkelen – de hogerop aangehaalde nectar
van morele waarden, zijn Mij heel dierbaar.
In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap
van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de
Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het twaalfde hoofdstuk, genaamd
“Het Pad der Devotie”.
Een persoon dient vrij te
zijn van lichamelijke gevoelens en zich vestigen in het gevoelsleven van het
Zelf alleen, wil hij vorderingen maken in het praktiseren van de eredienst der
vormloze Absolute. Men wordt bevrijdt van de lichamelijke conceptie van het
leven, wanneer men volledig gezuiverd in totale en enige toewijding met de
Verheven Heer is verbonden. Het bereiken van een dergelijke staat is voor de
doorsnee mens onmogelijk, echter wel voor gevorderde zielen. Daarom, is het
voor de gewone zoeker zeker verantwoordt God met een vorm voorstelling te
aanbidden. Dus, is de manier van aanbidding van het individu zelf afhankelijk.
Men zou voor zichzelf moeten uitmaken welke methode voor hem of zij het beste
is. Het is volledig nutteloos om aan een kind te vragen een vormloze God te
aanbidden, terwijl de wijze God in elke vorm ziet, en heeft echter geen beeld
of prent nodig om God te aanbidden.
Liefdevolle contemplatie en
de eredienst van een persoonlijke God is een nodige eerste stap tot de
realisatie van een onpersoonlijke Absolute. Er wordt ook gezegd dat de
devotie naar een persoonlijke aspect
van God ook tot Zijn transcendentale aspect kan leiden. God is niet enkel een
extra kosmische, almachtige Wezen, maar tevens het Zelf in alle wezens. De
aanbidding van God als een persoon in de vorm van iemand’s geprefereerde,
persoonlijke god stimuleert goddelijke liefde tot de opwekking van het
zelfbewustzijn, en ten gepaste tijde de ervaring van eenheid. God, de
transcendent, openbaart zich in de zuivere innerlijke psyche van de persoon
nadat hij de liefdevolle contemplatie van de immanente God heeft betracht.
Er is eigenlijk geen
verschil tussen de twee paden – het pad der devotie tot een persoonlijke God en
het pad van Zelfkennis tot een onpersoonlijke god in het bereiken van het
hoogste doelpunt. In het hoogste stadium van de realisatie, zijn ze met elkaar
verbonden en eengemaakt. Andere wijzen vinden het pad der devotie gemakkelijker
dan de tweede, vooral bij beginnelingen. Naar Tulasidasa is het pad van
Zelfkennis moeilijker te begrijpen, te verklaren, en te volgen. Het is dan ook
zeer gemakkelijk te hervallen, of zich op het lage sensuele vlak der bewustzijn
van het pad der Kennis terug te deinzen. (TR 7.118.00) In de volgende twee
verzen zegt de Heer dat het pad der devotie niet gemakkelijk is, toch vlugger
dan het pad der Kennis.
De persoonlijke en de
onpersoonlijke, de fysieke vorm en de transcendentale vorm, zijn de twee kanten
van de munt der ultieme realiteit. Ramakrishna zei: “Beeldaanbidding is in het
begin nodig, maar nadien niet, daar een stellage nodig is tijdens de
constructie van een gebouw.” Een persoon moet eerst leren zijn gedachten en
gemoed op de vorm van een persoonlijke God te richten, en vervolgens na deze te
hebben verworven zich op de transcendentale vorm te vestigen. De hoogste
bevrijding is pas mogelijk door de Godrealisatie als het enige Zelf in alle
wezens, (BS 4.3.15, ShU 3.07) en het is pas door de devotionele rijpheid in een
persoonlijke God en Zijn genade bereikt. Deze realisatie is de tweede (of
geestelijke) geboorte, of de tweede komst van Christus. Jezus zei: het
koninkrijk van de Vader is op aarde verspreidt maar de mensen zien het niet.
Een andere heilige zei: het is gelijk een vis die in het water dorst heeft, en
naar water zoekt.
Volgens oude schriften,
eender geestelijke praktijk wordt krachtiger, wanneer het wordt voltooid door
kennis, geloof, en contemplatie in een persoonlijke God (ChU 1.01.10).
Ascetische praktijken, gebed, naastenliefde, boetedoening, uitvoeren van
offers, belofteaflegging, en andere godsdienstige verplichtingen zijn om het
afsmeken van de Heer’s barmhartigheid nutteloos, zoals tevens onvermengde en
zuivere devotie. De magneet (kennis, geloof en contemplatie) brengt de
Heer gemakkelijker naderbij (TR 6.06-07). (Dr. Ramananda Prasad)
Iemand kan niet al de
deugden bezitten, maar de oprechte wilskracht om dezen te ontwikkelen, is door
de Heer ten zeerste geapprecieerd. De strijdende is zodoende zeer kostbaar voor
de Heer. De hogere klasse van devoten begeren niets, ook niet om de verlossing
van de Heer te bekomen, behalve voor een enkele gunst: de devotie aan de
lotusvoeten van een persoonlijke God geboorte na geboorte (TR 2.204.00). De
lage klas devoten gebruiken God als dienaar om hun materiële vragen en
begeerten te vervullen. De ontwikkeling van onwankelbare liefde en devotie aan
de lotusvoeten van de Heer is het uiterste doel van alle geestelijke
disciplines en verdienstelijke daden
zowel als het doel van de menselijke geboorte. Een ware devoot beschouwt
zichzelf als de dienaar, de Heer als de meester, en de ganse schepping als Zijn
lichaam.
Het pad van devotie is het
meest bereikbare voor menige mensen, maar devotie komt niet tot ontwikkeling
zonder de combinatie van persoonlijke wilskracht, geloof en God’s genade. Er
zijn negen technieken om devotie aan te wakkeren – door een intensieve liefde
voor God als een persoonlijke Wezen – gebaseerd op Tulasi Ramayana (TR.
3.34.04-3. 35.03) en deze zijn:
(1)
De
nabijheid van heilige wijzen (mystieken) te zoeken.
(2)
Het
beluisteren en lezen van verhalen over de Heer’s incarnatie en Zijn
scheppingsactiviteiten, behoud en ontbinding zoals in godsdienstige Schriften
aangehaald.
(3)
Seva
of God dienen door dienstbaarheid aan noodlottigen, heiligen, en de
gemeenschap.
(4)
Gemeenschappelijke
zingen en gezangen tot God’s glorie.
(5)
De
herhaling van de Naam des Heren en mantras uitgesproken met vast geloof.
(6)
Discipline
en controle over de zes zinnen, en ongehechtheid.
(7)
Eigen
persoonlijke God in alles en overal zien.
(8)
Tevredenheid
en ontzeggen aan verdiensten, tevens de fouten van anderen te ontzien.
(9)
Eenvoud
in alles, gemis aan toorn, jaloersheid, en haat.
Het beste dat de mens kan
doen is een liefde voor God ontwikkelen. De Heer Rama zei dat men de hierboven
aangehaalde methoden dienen in geloof na te leven en God’s liefde naleven om
waarlijk een devoot te worden.
Het goede gezelschap van
heiligen en wijzen is een krachtige tuig om tot Godrealisatie te komen. Het
wordt gezegd dat vriendschap, discussie, onderhandelingen, en huwelijken met
gelijkdenkende of met mensen die beter zijn dan wij gezocht moet worden, en
geenszins met mensen die van een lagere intellectuele stand komen (MB
5.13.117). Iemand is trouwens in eigen kring steeds beter bekend. Volgens de
meeste heiligen en wijzen, is het pad der devotie eenvoudiger en beter om na te
volgen. Men kan beginnen met gewoon een persoonlijke mantra te zingen, of
eender welke naam van God. De ontwikkeling van devotionele dienstbaarheid
bepaalt zich tot de volgende praktijken: luisteren naar spreekbeurten, de
heilige naam van God zingen, God in herinnering brengen en Hem aanschouwen, Hem
aanbidden en tot Hem bidden, God en de mensheid dienen, in totale overgave aan
Zijn wil. (Dr. Ramananda Prasad)