VERLOSSING DOOR VERZAKING
- Arjuna zei: Ik begeer te weten waartoe
verzaking dient
en waartoe de respectievelijke zelfverzaking
dient, O Heer Krishna.
DEFINITIE DER VERZAKING EN OFFER
- De Heer Krishna zei: De wijzen
noemen het verzaken van handelingen, die door begeerte worden ingegeven,
zelfverzaking (sannyasa). Het afzien van de vruchten van alle
handeling wordt door de wijzen onthouding (tyaga) genoemd.
(Zie ook 5.01, 5.05, en 6.01)
- Sommige filosofen verklaren dat alle
vruchtdragende activiteit dient te worden gestaakt, maar er zijn ook
anderen die erop houden, dat men activiteit inzake offers, barmhartigheid
en ascese nimmer moet laten varen.
- O Arjuna, luister nu naar wat Ik u
uiteenzet over verzaking. Verzaking is, zoals gezegd wordt, drievoudig.
- Activiteiten in verband met offers,
barmhartigheid en ascetisch leven dienen niet te worden gestaakt, maar te
worden verricht. Want offers, barmhartigheid en ascese reinigen de
verstandigen.
- Al deze activiteiten dienen te worden
verricht zonder dat men er iets voor terug verwacht. Ze dienen te worden
verricht uit plichtsbetrachting, is mijn vaste overtuiging, O Arjuna.
DRIE TYPEN VAN OFFERS
- Voorgeschreven plichten dient men
nimmer te verzaken. Als men als gevolg van begoocheling zijn voorgeschreven
plichten staakt, noemt zulks verzaking de geaardheid onwetendheid.
- Wie zijn voorgeschreven plichten staakt
omdat hij ze lastig vindt, of uit vrees, wordt geacht te handelen in de
geaardheid hartstocht. Deze vorm van handelen leidt nimmer tot de hoogte
die men door verzaking bereikt.
- Maar wie zijn voorgeschreven plicht
vervult uitsluitend omdat ze moet worden gedaan, en alle gehechtheid ook
de begeerte naar de vruchten laat varen – zo’n verzaking behoort tot de
geaardheid goedheid, O Arjuna.
- Degenen die geen afkeer hebben van
onaangename arbeid, noch gehecht zijn aan aangenaam werk in de geaardheid
goedheid, kennen wat betreft hun handelen geen twijfel.
- Het is trouwens onmogelijk voor
iemand, die in een lichaam leeft, volledig van handeling af te zien; maar
wie afziet van de vruchten van handeling, die beoefent waarlijk verzaking.
- Wie niet van verzaken weet, vallen na
de dood de drievoudige vruchten van zijn handelen toe – de gewenste, de
ongewenste en die daartussenin. Maar degenen die zich in het ascetisch
leven bevinden behoeven niet van de vruchten van hun handelen te lijden of
te genieten.
VIJF FACTOREN VOOR HET HANDELEN
- Leer van Mij, O Arjuna, deze vijf
factoren voor het verrichten van alle handelingen, zoals deze uiteengezet
zijn in de Sankhya-filosofie:
- De zetel van handeling (het lichaam) en
de handelende (het verschijnsel ik), de verschillende organen, de diverse
soorten van werkingen (bewegingen, ingespannen pogingen, wilsdaden) en ook
de Voorzienigheid als de vijfde.
- Wat een mens ook doet naar lichaam,
geest of woord, hetzij goed, hetzij slecht, wordt door de vijf factoren
veroorzaakt.
- En aangezien het zo is, heeft hij, die
– door zijn ongeoefende rede-
zijn individuele zelf alleen aanziet voor de handelende, geen inziet, want
zijn denken is fout.
- Wie niet gedreven wordt door de
ik-gerichtheid en niet
verward is van verstand, doodt niet, zelfs al doodt hij deze volkeren.
Evenmin wordt hij door zijn doen en laten gebonden.
- Kennis, het doel der kennis en de
kenner zijn de drie factoren welke tot handelen leiden; de zinnen, de
handeling en de handelende persoon vormen de drievoudige grondslag van het
handelen.
DRIE TYPEN VAN KENNIS
- Kennis, handeling en handelende zijn in
de categorie der geaardheden elk afzonderlijk, ook drievoudig door het verschil
tussen de geaardheden; verneem dit eveneens zoals het behoort.
- Die kennis waarmee men in alle vormen
van bestaan één onverdeelde geestelijke natuur ziet in het verdeelde, is
kennis in de geaardheid goedheid. (Zie ook 11.13, en 13.16)
- Die kennis waarmee men in de
verschillende soorten lichamen verschillende soorten levende wezens ziet,
is kennis in de geaardheid hartstocht.
- En die kennis waarmee men aan één soort
werk gehecht geraakt, alsof er niets anders bestaat, zonder enig inzicht
in de waarheid, en die uiterst schraal is, noemt kennis in de geaardheid
onwetendheid te zijn.
DRIE TYPEN VAN HANDELEN
- Wat het handelen aangaat: die handeling
welke verricht wordt uit plicht, zonder gehechtheid, zonder liefde of
haat, en zonder verlangen naar de
vruchten, wordt handelen in de geaardheid goedheid genoemd.
- Maar die handeling waarvoor men zich
grote moeite getroost en die ter wille van zinsbevrediging verricht wordt
vanuit een gevoel van ik-gerichtheid, wordt handelen in de geaardheid
hartstocht genoemd.
- En die handeling welke verricht wordt
in onwetendheid en begoocheling zonder dat men acht slaat op de
toekomstige gebondenheid en gevolgen van dien, en welke leed veroorzaakt
en onpraktisch is, noemt men handelen in de geaardheid onwetendheid.
DRIE TYPEN VAN HANDELENDE PERSONEN
- De handelde persoon die vrij is van
alle materiële gebondenheid en van ik-gerichtheid, die geestdriftig en
vastberaden is en onverschillig staat tegenover welslagen of falen, werkt
in de geaardheid goedheid.
- De handelde persoon die driftig werk
verricht, vol verlangen naar de vruchten van handeling, hebzuchtig, schade
berokkenend, onzuiver, gedreven door vreugde en smart, werkt in de
geaardheid hartstocht.
- En die handelende persoon die altijd
bezig is met het werk dat tegen de geboden der Schriften indruist, die
materialistisch is, koppig, vol bedrog en bedreven in het honen en
beledigen, die lui is, gemelijk en alles altijd uitstelt, werkt in de
geaardheid onwetendheid.
DRIE TYPEN VAN INTELLECT
- Verneem nu ook volledig en alles na
elkaar de drievoudige indeling van inzicht en standvastigheid volgens de
geaardheden, O Arjuna.
- O Arjuna, dat inzicht waardoor men weet
wat wel en wat niet gedaan behoort te worden, wat men wel en niet dient te
vrezen, wat bindt en wat verlost, is inzicht in de geaardheid goedheid.
- En dat inzicht dat geen onderscheid
weet te maken tussen de religieuze (Dharma) en de niet-religieuze
(Adharma) levenswijze,
tussen handelingen die wel en die niet verricht dienen te worden, dat
onvolmaakte inzicht, O Arjuna, is in de geaardheid hartstocht.
- Dat inzicht dat in de ban van
begoocheling en duisternis goddeloosheid (Adharma) voor religie en religie
(Dharma) voor goddeloosheid aanziet en altijd in de verkeerde richting
streeft, O Arjuna, bevindt zich in de geaardheid onwetendheid.
DE DRIE TYPEN VAN RESOLUTIE, EN DE VIER
DOELPUNTEN VAN HET MENSELIJK LEVEN
- De resolutie
waarmee men de geest, de Prana (bio-impuls) en de zinnen onwankelbaar in de God-realizatie laat opgaan,
O Arjuna, is in goedheid.
- En die resolutie waarmee men zich
vastklampt aan de vruchten van zijn streven op het gebied van religie, van
het verwerven van goederen en van zinsbevrediging, is in de geaardheid
hartstocht, O Arjuna.
- En die resolutie welke niet kan
uitstijgen boven gedroom, vreesachtigheid, geklaag, gemelijkheid en
begoocheling – dit soort onintelligentie standvastigheid bevindt zich in
de geaardheid onwetendheid.
DRIE TYPEN VAN GENOEGENS
- Hoor nu van Mij, O Arjuna, over de drie
vormen van plezier. Het plezier dat men van geestelijke praktijken geniet,
waardoor alle leed ten einde komt.
- Dat, wat in het begin als vergif, maar
tenslotte als nectar is; die vreugde, voortspruitend uit de rustige kalmte
van het Zelf, noemt men de geaardheid goedheid.
- Sensuele plezieren die eerst als
nectar voorkomen, maar tenslotte als vergif lijken te veranderen; zulke
genoegens komen van de geaardheid hartstocht. (Zie ook 5.22)
- En het plezier dat zowel in het begin
als daarna zelfbegoocheling is en dat voorkomt uit slaap, luiheid en
zorgeloosheid, wordt plezier in de geaardheid onwetendheid genoemd.
- Er bestaat geen enkel wezen, noch hier,
noch onder de hemelse heersers in de hemelse gewesten, dat vrij is van de
invloed der drievoudige aard der materiële natuur.
DE VERDELING VAN DE WERKZAAMHEID IS
VOLGENS PERSOONLIJKE BEVOEGDHEID
AFHANKELIJK
- De werkzaamheden van Brahmanen,
beschermers, meesters en knechten, o verdelger uwer vijanden zijn verdeeld
al naar gelang van de hoedanigheden, uit hun eigen aard voortgesproten.
(Zie ook 4.13)
- Vreedzaamheid, zelfbeheersing,
soberheid, reinheid, verdraagzaamheid, eerlijkheid, wijsheid, kennis en
vroomheid – van deze aard is het werk van de Brahmanen.
- Dapperheid, kracht, vastberadenheid,
behendigheid, moed in de strijd, edelmoedigheid en leiderschap vormen de
aard van het werk van de beschermers.
- Landbouw, veeteelt en handel geven de
aard van het werk van de meesters aan, en de dienaren dienen de anderen
door hun arbeid.
HET BEREIKEN DER VERLOSSING DOOR PLICHT
VERVULLING, DISCIPLINE, EN DEVOTIE
- Ieder mens komt tot volmaaktheid, als
hij opgaat in zijn eigen plicht. Luister, hoe volmaaktheid wordt verkregen
door de mens, die geheel gericht is op zijn eigen karmische plicht.
- Door aanbidding van de Verhevene
Wezen, de oorsprong van alle schepselen, die alomtegenwoordig is, kan de
mens bij het vervullen van zijn eigen plicht tot volmaaktheid komen. (Zie
ook 9.27, 12.10)
- Het is beter zich aan zijn eigen taak
te wijden, ook al verricht men haar gebrekkig, dan zich over andermans
taak te ontfermen en haar volmaakt te verrichten. De plichten die de mens
zijn voorgeschreven naar gelang zijn wezen leiden nimmer tot terugslagen
zoals bij zondige activiteiten. (Zie ook 3.35)
- Ieder streven gaat gepaard met fouten,
zoals vuur gepaard gaat met rook. Daarom dient men werk dat met zijn aard
strookt niet te laten varen, O Arjuna, ook al wemelt het van de fouten.
- Men kan de vruchten der verzaking
ontvangen louter door zelfbeheersing, onthechting van materiële zaken en
geringschatting van materiële geneugten. Dat is de hoogste volmaaktheid
der verzaking.
- O Arjuna, verneem van Mij hoe men tot
het hoogste peil der volmaaktheid, Brahman, kan komen, door te handelen op
een wijze die Ik nu kort zal samenvatten.
51-53.
Wanneer
men door zijn verstand gelouterd wordt en de geest vastberaden beteugelt,
wanneer men hetgeen de zinnen bevredigt laat varen en zich zo bevrijdt van
gehechtheid en haat, wanneer men in afzondering leeft, weinig eet, lichaam en
tong beheerst, altijd in verheven concentratie is en onthecht, zonder
ik-gerichtheid, valse kracht, valse trots, lust en woede, en wanneer men geen
materiële zaken aanneemt, raakt men beslist bevordert tot het peil der
zelfverwerkelijking.
54. Opgaande in de Verhevene Wezen, verheven kalm in het Zelf, treurt hij
niet en begeert hij niet; tegenover alle schepselen hetzelfde, bereikt hij de
hoogste staat van toewijding aan Mij.
55.
Door toewijding
leert hij Mij in essentie kennen, wie en wat Ik ben; Mij aldus in essentie
kennend, gaat hij zonder verwijl op in het koninkrijk Gods. (Zie ook 5.19)
56. Een Karma-yogi devoot bereikt de eeuwige onveranderlijke woonst van
Mijn genade – zelfs terwijl alle verplichtingen worden verricht – gewoon door
in Mij toevlucht te zoeken (door overgave van alle handelingen in liefdevolle
devotie aan Mij).
57.
Wijd in
oprechtheid alle handelingen aan Mij, en plaatst Mij als uw verhevene doel, en
verbindt u gans aan Mij. Fixeer steeds uw gemoed op Mij, en verblijf in
Karma-yoga.
58. Aan mij denkend, zult ge door Mijn genade alle belemmeringen te boven
komen; maar zo ge uit zelfzucht niet wilt luisteren, zult ge tenietgaan.
DE KARMISCHE GEBONDENHEID
59. Handelt ge niet volgens Mijn aanwijzingen en weigert ge te strijden,
maar dat is een loos besluit: de natuur zal u ertoe dwingen.
60. O Arjuna, gebonden door uw eigen karma, dat uit uw eigen aard is voortgekomen,
zult ge juist dat hulpeloos verrichten wat ge uit misleiding niet wenst te
doen.
WIJ WORDEN DE MARIONETTEN VAN ONZE EIGEN VRIJE
WIL
61. De Verhevene Heer zetelt in ieders hart, O Arjuna, en bestuurt het doen
en laten van alle levende wezens, die zich in het lichaam als het ware in een
mechaniek bevinden, dat gemaakt is van de materiële energie.
62. Neemt uw toevlucht tot Hem met geheel uw wezen, O Arjuna; door zijn
genade zult ge de opperste vrede verkrijgen, de Eeuwige Woonst.
63. Zo heb ik u de kennis medegedeeld die geheimer is dan ieder geheim:
denk er goed over na, en handelt zoals u het goeddunkt.
HET PAD DER OVERGAVE IS DE ULTIEME PAD NAAR GOD
64. Luister nog eens naar Mijn verheven woord, dat het meest verborgen is
van al: gij zijt Mij dierbaar en ge zijt standvastig; daarom wil ik in uw
belang spreken.
65. Denk onafgebroken aan Mij en wees Mij toegewijd. Aanbid Mij en bewijs
Mij eer. Zo zult gij voorzeker tot Mij komen.
Ik geef u Mijn woord; gij zijt Mij dierbaar.
66.
Laat alle vormen
van geloof voor wat ze zijn en geeft u slechts aan Mij over. Ik zal u verlossen
van de terugslagen van al uw zonden.
67. Nooit moogt gij hierover spreken met iemand, die geen asceet is, nooit
met iemand zonder toewijding en ook niet met iemand, die niet wenst te
luisteren en evenmin met degene, die Mij afgunstig is.
DE HOOGSTE DIENST AAN GOD EN DE BESTE
NAASTENLIEFDE
68-69.
Wie dit verheven geheim aan de toegewijden onthult komt
voorzeker tot toegewijde dienst en zal tenslotte tot Mij terugkeren. Geen
dienaar ter wereld is Mij dierbaarder en nimmer zal er een Mij dierbaarder
zijn.
DE GENADE VAN DE GÎTÂ
70. En Ik verklaar dat hij die zich in dit heilige gesprek verdiept, Mij
aanbidt met zijn verstand.
71. En wie gelovig en zonder afgunst naar deze woorden luistert wordt
bevrijd van de terugslagen van zijn zonden en gaat naat de gewesten waar de
vromen verblijven.
72. O Arjuna, hebt gij aandachtig naar dit alles geluisterd? En zijn uw
begoocheling en onwetendheid thans verdreven?
73. Arjuna zei: Mijn dierbare Krishna, O Onfeilbare, mijn begoocheling is
thans geweken. Door Uw genade heb ik mijn geheugen weer terug en ik ben nu
sterk, vrij van twijfel en bereid te handelen zoals Gij het mij opdraagt.
74. Sanjaya zei: Aldus heb ik de woorden vernomen die twee grote zielen,
Krishna en Arjuna, tot elkaar spraken. En deze boodschap is zo wonderbaarlijk
dat mijn haar ervan overeind staat.
75. Door de goedgunstigheid van Vyasa heb ik geluisterd naar dit geheim en
de geheime yoga van de Heer van yoga, Krishna zelf, zoals hij voor mijn
aangezicht sprak.
76. O Koning, terwijl ik me deze verwonderlijke en heilige tweespraak van
Krishna en Arjuna telkens weer voor de geest haal, huiver ik onophoudelijk van
vreugde.
77. O Koning, wanneer ik aan de heerlijke gedaante van Heer Krishna denk,
word ik bevangen door nog groter verbazing en verheug ik me keer op keer.
TRANSCENDENTALE KENNIS EN HANDELING ZIJN BEIDE
NODIG VOOR EEN EVENWICHTIG LEVEN
78.
Overal waar
Krishna, de Heer van yoga, of Dharma in de vorm der schrifturen, en Arjuna met
de wapens van plicht en bescherming zullen zijn; zal er eeuwige voorspoed,
overwinning, geluk en moraliteit wezen. Dit is mijn overtuiging.
In
de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste
Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en
Arjuna, staat aldus het achttiende hoofdstuk beëindigd, genaamd
“Verlossing door Verzaking ”.
Deze laatste woorden, “zult ge juist ‘dat’
hulpeloos verrichten wat ge uit misleiding niet wenst te doen”, zijn geen
dreigement, maar de naakte waarheid. Weliswaar, kan een ziel die verloren gaat,
en dat wilt natuurlijk zeggen die terugvalt in lagere levensvormen,
uiteindelijk wederom de mensengedaante ontvangen, om opnieuw de kans te krijgen
het Woord van de Verhevene te vernemen, maar laat door zijn ik-gerichtheid
wederom de boodschap voorbijgaan, om opnieuw te vallen en wederom verloren
gaan, en willicht verloren blijven.
Een
samenvatting van de “Glorie der Gîtâ” zoals aangehaald in de schriften wordt
hieronder aangehaald. Het lezen van de “Glorie der Gîtâ” verwekt geloof en
devotie in het hart als het essentiële om de weldaden van de Gîtâ studie te
oogsten.
Het einddoel der menselijke geboorte is om het
gemoed en de zinnen te kunnen beheersen om de bestemming te bereiken. Een
regelmatige studie van de Gîtâ is zeker een waardevolle hulp om het edele doel
te bereiken. Iemand die geregeld de Gîtâ bestudeerd wordt gelukkig, vredig,
voorspoedig, en is bevrijdt van de slavernij der Karma, alhoewel nog steeds met
de wereldse plichten verbonden. De zonde kleurt hen niet die de Gîtâ regelmatig
bestuderen, zoals water een lotusblad niet bezoedelt. De Gîtâ is de beste
woonst van de Heer Krishna. De geestelijke kracht van de Heer verblijft in
iedere vers van de Gîtâ. De Bhagavad Gîtâ is het stapelhuis van geestelijke
kennis. De Heer Zelf verklaarde deze verhevene wetenschap der Absolute die de
essentie van alle schrifturen bevat voor de welvaart van de mensheid. De ganse
Upanishads zijn de koeien; Arjuna is het kalf; Krishna is de melker; de nectar
van de Gîtâ is de melk; en, de personen met gezuiverde intellecten zijn de drinkers.
Men dient de andere schrifturen niet te bestuderen indien hij of zij de Gîtâ
ernstig verdiepen, zich op de betekenis van de verzen beschouwen, en haar
leringen in het dagelijks leven in praktijk brengen.
De wereldse aangelegenheden beheerd door het eerste
gebod van de Schepper – de leringen van onbaatzuchtige dienstverlening zijn zo
mooi in de Gîtâ uitgelegd. De heilige kennis om eigen werk te verrichten zonder
daarvoor een beloning te verwachten is volgens de oorspronkelijke leer datgene
die alleen tot verlossing kan leiden. De Gîtâ is zoals een boot als een middel
om gemakkelijk de oceaan der transmigratie te doorkruisen, en bevrijding
bereiken. Het wordt gezegd dat telkens de Gîtâ wordt gezongen, of met liefde en
devotie gelezen, de Heer Zichzelf tegenwoordig maakt, om naar de devoten te
luisteren en om Zich in hun gezelschap te verblijden. Zich naar een plaats
begeven waar de Gîtâ gewoonlijk wordt gezongen of gelezen, is vergelijkbaar met
een bezoek aan een bedevaartplaats. De Heer Zelf komt, bij het verlaten van het
fysisch lichaam de devoot tegemoet om Zijn Verheven Woonst binnen te treden,
daar deze de kennis van de Gîtâ in beschouwing bracht. De persoon die
regelmatig de Gîtâ leest, in bijzijn van anderen deze reciteert, of erna
luistert en de heilige kennis van de Gîtâ beleeft, is zeker van de slavernij
der Karma verlost te zullen worden en Nirvana bereiken.
Alhoewel verbonden in de verwezenlijking van
wereldse plichten, de persoon die trouw blijft in het bestuderen van de Gîtâ
wordt vrolijk, en vrij van Karmische slavernij. Goden, wijzen en grote zielen komen in bedevaart plaatsen waar
de Gîtâ is bewaard en gelezen. Moeilijkheden geraken vlug opgelost waar de Gîtâ
is gereciteerd, en de Heer is tegenwoordig waar het wordt gelezen, gehoord, onderwezen
en beschouwd. Door het veelvuldig lezen van de Gîtâ bekomt men zegen en
bevrijding. De persoon die op het uur van sterven de leer van de Gîtâ in
beschouwing brengt, wordt van zonde bevrijdt en bekomt de verlossing. De Heer
Krishna komt persoonlijk een dergelijke
persoon tegemoet om in Zijn Verhevene Woonst intrek te nemen – het hoogste
transcendentale niveau van het bestaan.
De genade van de Gîtâ kan niet in woorden worden
gebracht. Haar lering is eenvoudig, zowel als diepzinnig en diepgaand. Nieuwe
en diepere betekennissen worden aan de ernstige student van de Gîtâ
geopenbaard, terwijl de lering steeds voor inspiratie zorgt. De belangstelling
voor ernstige studie van de Gîtâ is niet tot ieder’s bereik, maar pas voor de
personen met een goede Karma. Men zou de studie van de Gîtâ heel ernstig moeten
aanpakken.
|