HET PAD DER VERZAKING
- Arjuna zei: O Krishna, eerst vraag Je
me alle werk te verzaken en nu raad Je me aan toegewijd werk te doen. Wil
Je me nu ondubbelzinnig duidelijk maken welke van beide wegen het
heilzaamst is? (Zie
ook 5.05)
- De Heer Krishna sprak: Zowel het
verzaken van werk als werk in toewijding leidt tot bevrijding. Maar van
deze twee is werk in toewijding beter dan het verzaken van werk.
- Wie de vruchten van zijn bezigheden
haat noch begeert, wordt gekend als immer onthecht. Zo iemand, die bevrijd
is van dualiteit, overwint gemakkelijk zijn gebondenheid aan de stof en
raakt volkomen verlost, O sterkgearmde Arjuna.
BEIDE PADEN LEIDEN TOT DE VERHEVENE
- Alleen een onwetende zegt dat
karma-yoga en toegewijde dienst verschillen van het ontledend onderzoek
van de stoffelijke wereld. Degenen echter die werkelijk verstand van zaken
hebben zeggen dat wie zich toelegt op één van beide, beider vruchten
plukt.
- Wie weet dat wat door onthechting
wordt bereikt eveneens kan worden bereikt door toegewijde dienst, en dus
ziet dat de wegen van activiteit en onthechting één zijn, ziet de dingen
zoals ze zijn. (Zie ook 6.01 en 6.02)
- Tenzij men in toegewijde dienst is
van de Heer, kan louter verzaken van activiteit iemand niet gelukkig
maken. De wijzen echter, die gelouterd zijn door toegewijde werken,
bereiken onverwijld Nirvana. (Zie ook 4.31, en 4.38)
- Wie
toegewijde dienst verricht, een zuivere ziel is en zijn geest en zinnen
beteugelt, is iedereen dierbaar, terwijl iedereen hem dierbaar is. Zo
iemand raakt, hoewel hij altijd bezig is, nimmer verstrikt.
EEN TRANSCENDENTALE BESCHOUWT
ZICHZELF ALS IEMAND DIE NIETS DOET
8-9
Iemand
in goddelijk bewustzijn weet innerlijk voortdurend, ook al houdt hij zich bezig met kijken, luisteren,
aanraken, ruiken, eten, rondbewegen, slapen en ademhalen, dat hij in feite
volstrekt niets doet. Want terwijl hij spreekt, aanneemt of verwerpt, zich
ontlast, zijn ogen opent of sluit, weet hij voortdurend dat slechts de
stoffelijke zinnen hun bezigheden verrichten en dat hij er niet door wordt
beroerd. (Zie ook 3.27, 13.29, en 14.19)
EEN KARMA-YOGI WERKT VOOR GOD
10.
Wie zijn taak
doet zonder eraan gehecht te zijn en de baten hiervan overdraagt aan de
Allerhoogste, is niet onderhevig aan de terugslag van zondig doen en laten,
zoals een lotusbloem niet aangeraakt wordt door het water.
11.
De yogi’s, die alle gehechtheid laten
varen, handelen met lichaam, geest, verstand en zelfs met de zinnen,
uitsluitend om gelouterd te worden.
12.
De voortdurend
toegewijde ziel verkrijgt volmaakte vrede, omdat ze de voortbrengselen van al
haar handelen aan Mij offert; terwijl iemand die niet in overeenstemming met
het goddelijk is en de vruchten van zijn arbeid begeert, verstrikt raakt.
HET PAD VAN DE KENNIS
13.
Wanneer het belichaamd levend wezen zijn
lagere natuur beheerst en in zijn denken alle actie laat varen, woont het
gelukkig in de stad der Negen Poorten,
zonder te werken of te doen werken.
14.
De belichaamde ziel, die de stad van haar
lichaam bestuurt, veroorzaakt geen activiteiten, noch brengt ze personen tot
handelen, noch laat ze activiteiten vrucht dragen. Het is de drieërlei aard der
natuur die dit alles teweegbrengt.
15.
De Allerhoogste kan Zich nimmer
verantwoordelijk stellen voor de zondige of vrome activiteiten van wie dan ook.
De belichaamde wezens zijn in de war, omdat hun wezenlijke kennis verhuld wordt
door onwetendheid.
16.
Wanneer men echter verlicht wordt door de
kennis die de onwetendheid vernietigt, onthult deze kennis alles, zoals de zon
overdag alles verlicht.
17.
Mensen, met verstand
en gemoed volledig op het Allerhoogste gericht, in Hem verankerd, die God als
hun uiterste doel en enige toevlucht bezitten, en al de onzuiverheden door de
kennis van het Zelf vernietigd hebben, worden niet meer herboren.
BIJKOMENDE KENMERKEN VAN EEN VERLICHTE PERSOON
18.
Door zijn
werkelijke kennis ziet de nederige wijze met gelijkgezinde blik: een geleerde
en zachtmoedige brahmaan, een koe, een olifant, een hond en een hondenvleeseter
(paria).
(Zie ook 6.29)
19.
Degenen wier geest verankerd is in
gelijkgezindheid en gelijkmoedigheid hebben de banden van geboorte en dood al
overwonnen. Ze zijn even onberispelijk als Brahmaan en daarom bevinden ze zich
al in Brahmaan. (Zie ook
18.55)
20.
Wie zich niet verblijdt wanneer er iets
aangenaam plaatsvindt, noch treurt wanneer hem iets onaangenaam overkomt, wie
zijn verstand van binnenuit ontvangt, niet door verbijstering bevangen is en de
wetenschap Gods kent, dient beschouwd te worden als reeds in het
bovennatuurlijke zijnde.
(Zie ook 18.55)
21.
Zo’n bevrijd
persoon wordt niet aangetrokken door stoffelijk zingenot of uiterlijke zaken,
maar is altijd verheven en verheugt zich innerlijk. Op deze wijze geniet de
zelfverwerkelijkte een geluk zonder einde, want hij is verankerd in het
Allerhoogste.
22.
De schrandere geeft zich nimmer over aan
zingenot. O zoon van Kuntï, zinnelijke vreugde kent zowel begin als einde, en
derhalve schept de wijze er geen behagen in. (Zie ook 18.38)
23.
Als men, alvorens het huidige lichaam
prijs te geven, reeds de drangen van de stoffelijke zinnen kan weerstaan en de
drangen van begeerte en woede weet te beteugelen, is men een yogi en leeft men
gelukkig in deze wereld.
24.
Wie innerlijk gelukkig is, innerlijk
werkzaam, innerlijk verheugd en innerlijk stralend, is in feite de volmaakte
yogi. Bevrijd als hij is, bereikt hij uiteindelijk het Allerhoogste.
25.
Wie boven dualiteit en twijfel verheven
is en wiens geest innerlijk werkzaam is, wie altijd ijvert voor het welzijn van
alle levende wezens en wie vrij is van alle zonden, verwerft zich bevrijding in
het Allerhoogste.
26.
Wie vrij van woede en alle stoffelijke
begeerte is, wie zelfverwerkelijkt is, zich weet te beheersen en voortdurend
naar het volmaakte streeft, kan er zeker van zijn dat hij in de zeer nabije
toekomst zal worden bevrijd in het Allerhoogste.
HET DERDE PAD – HET PAD VAN DEVOTIONELE
MEDITATIE EN CONTEMPLATIE
27-28
Wanneer hij zich voor alle uiterlijke
zaken afsluit, zijn ogen en innerlijke blik gericht houdt op het punt tussen de
beide wenkbrauwen, de in- en uitgaande adem tegelijk zwevende houdt in de
neusgaten, en op deze wijze geest, zinnen en verstand beteugelt, raakt degene
die het bovennatuurlijke nastreeft bevrijd van begeerte, angst en woede. Wie
zich altijd in deze staat bevindt, is beslist verlost.
29. De wijzen, die Mij kennen als het uiteindelijke doel van alle offers en
boetedoeningen, als de Opperheer van het gehele universum en halfgoden en
de weldoener en begunstiger van alle
levende wezens, zullen vrede vinden van de pijn der stoffelijke ellende.
In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap
van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de
Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het vijfde hoofdstuk, genaamd
“Het Pad der Verzaking”.