De Bhagavad Gita
(Het Boek van Yoga en
Bezinning)
in Nederlands
DOEL EN
OBJECTIEVEN
van de
Gita
Society of Belgium
aangesloten bij
The
American/International Gita Society
Gesticht in 1984, de
“International Gita Society” (IGS) is ingeschreven in de Verenigde Staten van
Amerika als een niet-winstgevend instelling, belastingsvrij, geestelijke
instituut, geregistreerd onder Sectie 501 (c) (3) van de IRS Code.
Lidmaatschap is kosteloos en voor iederéén
toegankelijk. De mikpunten en
objectieven van de IGS bevat, toch zonder begrenzing zoals volgt:
1)
Het
publiceren en verspreiding van de Bhagavad Gita in eenvoudige en begrijpbare
talen, kosteloos indien mogelijk, ten behoeve van allen die in de Gita zijn
geïnteresseerd.
2)
Het
verspreiden van de fundamentele, niet-sektarisch universele lering van de
Shrimad Bhagavad-Gita en andere Vedische schriften in gemakkelijke en
begrijpbare talen door de filialen van de IGS in andere landen gevestigd onder de benaming “International Gita Society” (IGS) van het
bepaalde land.
3)
Om bijstand
en begeleiding te verlenen bij het starten van Gita Studies- en Praat (Satsang)
groepen, inbegrepen de kosteloze Gita schriftelijke cursus (voorlopig nog in de
Engelse taal).
4)
Om
inspiratie, samenwerking, en bijstand in het bestuderen en de verspreiding van
de Vedische kennis, en andere metafysische wetenschappen te verzekeren.
5)
De
inspanning om vergelijkende schrifturen en godsdiensten te benaderen en
verenigen met het doel de Universele Broederschap van de mensheid te
bevorderen.
TIJDSCHRIFTEN
GETUIGEN
Aldous Huxley, schrijver en satirische kunstschilder van de
moderne tijden (Godalming 1894-Hollywood 1963), broer van de bekende bioloog
Julian Huxley, (London 1887-1975), schreef:
“De Gita is een van de duidelijkste en
rijkste samenvattingen van de “philosophia perennis” die er ooit op schrift
zijn gesteld. Vandaar haar blijvende waarde, niet alleen voor Indiërs, maar
voor de gehele mensheid.”
Mahatma Gandhi:
“Uit de Bhagavad-gita put ik voortdurend troost die ik
nergens anders kan vinden. Een willekeurig gekozen tekst laat me in de meest
tragische omstandigheden weer lachen, en als deze omstandigheden geen
onuitwisbare sporen in me hebben achtergelaten, heb ik dit te danken aan het
onderricht van de Bhagavad-Gita.”
Inleiding tot de Bhagavad-Gîtâ
De Bhagavad-Gîtâ is de leer van de
universele waarheid. Haar boodschap is dus één, subliem, en geenszins
sektarisch alhoewel het als dusdanig een gedeelte is van de Sanaatana Dharma,
de drievoudige Heilige Schrift, beter gekend als het Hindoeïsme.
De “Gîtâ” afgekorte benaming van deze
Heilige Schrift is door gevorderde lezers in eender taal gemakkelijk te
begrijpen. Door het veelvuldig lezen in geloof en vertrouwen is het boek een
bron van inspiratie.
De Gîtâ is de meest wetenschappelijke metafysische
leer, waarbij de psycholoog Carl Gustav Jung eigenlijk niets nieuws heeft
gevonden omtrent het “Zelf” of de “ziel”, de kern van elk mens zelf.
In de Thora spreekt de Allerhoogste door
Mozes en de profeten, in het Evangelie door Jezus van Nazareth en de apostelen,
en in de Koran door de profeet Mohammed, althans wat de diverse religieuze
tradities als geloofswaarheid bekrachtigen. In de “Bhagavad-Gîtâ”, het Lied van
de Verhevene, komt de “Heer Krishna” in Eigen Persoon te spreken, en dat maakt de
Gîtâ tot de gewichtigste theïstische openbaringstekst die de wereld
godsdiensten beschikken. Tevens leert deze Heilige Schrift aan de mens een
proces van individuatie. Dit is een psychisch rijpings- en
differentiëringsproces van het Zelf: de verwezenlijking van het Zelf, die de
mens leidt naar innerlijke evenwichtigheid en naar de ontwikkeling van de
individuele psyche als een wezen dat van de collectieve psyche onderscheiden
is, en toch met elkaar verenigt, de microkosmos in de macrokosmos.
De individuatie geschiedt eigenlijk door
twee bewegingen, namelijk door een levenshouding om de hogere waarden van het
leven te bevorderen in het licht van een bepaalde filosofie als deze van de
Bhagavad-Gîtâ, die uiteindelijk de praktijk van de meditatie moet vergemakkelijken,
namelijk mediteren in een rustige en gecontroleerde lichaam. Door de meditatie
zal het “Ik” zich moeten vereenzelvigen met het “Zelf” en het “Zelf” (Ziel)
zal, alhoewel deelachtig aan de diepste coëxistentie toch moeten komen tot de
grootst eigen en afzonderlijke ontwikkeling.
De Bhagavad-Gîtâ beantwoordt twee
universele vragen: wie ben ik, en hoe kan ik een gelukkig en vredig leven
leiden in een wereld van grote verscheidenheid! De Gîtâ is een Yogaboek van
morele en geestelijke groei.
Hier volgen om uw aandacht te vestigen op
de Bhagavad-Gîtâ, de grondbeginselen van een vruchtbare meditatie, genomen uit
hoofdstuk 6, de “Verbinding door Meditatie”, de verzen 10-15:
10.
Wie naar het bovennatuurlijke
streeft, dient altijd te trachten zich op het Verhevene Zelf te richten; hij
behoort zich af te zonderen op een eenzame plaats en steeds aandachtig zijn
geest te beteugelen; hij dient vrij te zijn van alle begeerte en elk
bezits-gevoel.
11.
Om yoga te beoefenen dient men
naar een eenzame plaats te gaan en er kuśa-gras op de grond leggen en dit
bedekken met een hertevel en een zachte doek. De zitplaats mag niet te hoog en
niet te laag zijn en moet zich op een heilige plek bevinden. De yogï dient dan in zeer rechte houding yoga te
beoefenen door geest en zinnen te beteugelen, het hart te reinigen en de geest
op één punt te richten. (Verzen 11-12)
13. Men dient romp, hals en hoofd recht opgericht te houden en
onafgebroken naar de punt van de
neus te staren. Met onbewogen, bedwongen geest, vrij van angst en volkomen vrij
van geslachtelijkheid, dient men in zijn hart op Mij te mediteren en Me het
einddoel van zijn leven te maken. (Verzen 13-14)
15. Terwijl hij op deze wijze tracht lichaam, geest en activiteiten te
beteugelen, bereikt degene die het bovenzinnelijke nastreeft het koninkrijk
Gods (Krishna’s woning) door
beëindiging van zijn stoffelijk bestaan.
De Gîtâ’s
boodschap benaderde de mensheid in de persoon van Arjuna’s weigering zijn
plichten als een strijder te vervullen, daar voor hem vechten ondergang en dood
betekende. Geweldloosheid of Ahimsa is een van de fundamentele leerstellingen
van het Hindoeïsme. Al wat leeft, de mens of andere wezens evenals de natuur,
zijn heilig. De onsterfelijke dialoog tussen de Verhevene Krishna, en Zijn
toegewijde vriend, Arjuna, gebeurt niet in een tempel of een afgezonderde woud,
of op de top van een berg, maar op een oorlogsveld en op de vooravond van een
oorlog, hetgeen in het grote heldendicht van de Mahaabhaarata wordt
verhaald. De Heer Krishna in de Gîtâ
geeft aan Arjuna de goede raad om op te staan en te gaan vechten. De opdracht
te gaan vechten zou een misverstand onder de lezers kunnen veroorzaken
tegenover de princiepen van Ahimsa indien de achtergrond van de Mahaabhaarata
niet wordt uitgelegd. Als vriend van de Heer Krishna was Arjuna boven alle
onwetendheid verheven, maar op het
slagveld van Kuruksetra werd hij in onwetendheid gedompeld teneinde de Heer
Krishna te kunnen ondervragen in verband met het probleem van het bestaan,
zodat de Heer hem kon antwoorden ten behoeve van de komende geslachten, de
mensheid zelf, en om het goddelijke levensplan te openbaren. Van nu af aan, kan
de mens overeenkomstig met de goddelijke openbaring leven en volmaaktheid bereiken.
Het Mahaabhaarata houdt een historisch
verband van de bewapening van de grote koning Bharata en zijn nageslacht tot
aan de drie zoons van koning Vicitravïrya: Dhrtarästra, Pändu en Vidura. Als
oudste zoon had Dhrtarästra de troon
moeten erven maar daar hij sedert zijn geboorte blind was, viel de macht toe
aan zijn jongere broer, Pändu. Pändu had vijf zoons: Yudhisthira, Bhïma, Arjuna, Nakula en Sahadeva: Dhrtarästra had
er honderd, waarvan de hoofdpersonage
Duryodhana noemde.
Dhrtarästra kon
niet aanvaarden dat zijn jongste broer de troon zou erven, en hij onderrichte
zijn zoons op in de vaste geloofsovertuiging dat de wereld op een zekere dag
door hen zou worden geregeerd in plaats van de Pändava’s, de zonen van Pändu.
Zo groeiden Duryodhana en zijn vele broers op terwijl ze de eerzucht van hun
vaders vervulden, in trots en hebzucht. Ongelukkiglijk stierf Pändu voortijdig,
terwijl zijn zoons onder de voogdij van Dhrtarästra werden geplaatst. Deze
trachtte hen en hun moeder, Prthä, die tevens Kuntï genoemd werd, te doden.
Maar de duistere plannen van de blinde Dhrtarästra werden verijdeld
hoofdzakelijk door de tussenkomst van Vidura, de oom der Pändava’s, en de
barmhartige bescherming van de Heer Krishna.
De krijgsmacht
en de leiders van die tijd, de ksatriya’s, hielden zich aan een erewoord,
volgens welke het hun streng verboden was een uitdaging te verzuimen, of het nu
ging om strijd of spelen zoals gokken. Door oplichterij en misbruik van deze
regel, slaagde Duryodhana erin de vijf broers het koninkrijk af te nemen en
zelfs hun absolute vrijheid, want hij dwong hen twaalf jaren in ballingschap te
gaan. Toen de twaalf jaren voorbij waren, begaven de Pändava’s zich aan het hof
van Duryodhana en vroegen hun een stuk land om het te besturen, naar de regels
van de ksatriya’s, namelijk dat een krijgsman geen andere functie kon vervullen
dan die van beschermer of vorst. De
Pändava’s hadden genoeg met slechts een dorp, maar Duryodhana gaf hen op een
brutale wijze te verstaan, dat ze nimmer zoveel grond zouden krijgen, zelfs niet
groot genoeg om er een naald door te steken.
Arjuna en de
broers hadden verder geen andere keus dan bijstand te nemen tot wapen
activiteit; en, zo begon er een strijd van kolossale omvang. De voorname krijgslieden van die tijd uit de gehele
wereld, waren opgetrokken, hetzij om Yudhisthira, de oudste van de Pändava’s op
de troon te zetten, hetzij om het te verhinderen, stelden ze zich bij
Kuruksetra op voor de strijd. De slag van Kuruksetra duurde slechts achttien
dagen, maar betekende de dood van het legendarisch getal van 640 miljoen mensen.
De Vedische beschaving was, inderdaad, heel belangrijk en volmaakt in de
krijgskunst.
Aan het begin
van de slag om Kuruksetra, kwam de Heer Krishna te voorschijn om ertussen te
komen en aldaar tot een akkoord te komen en een vreedzame regeling bereiken.
Toch, ondervindt de Heer Krishna dat Duryodhana vastgesteld heeft naar eigen
welbehagen de aarde te overwinnen en
zich te ontdoen van de Pändava’s, die zijn eigen troonbestijging in gevaar
zouden brengen.
Als oprechte,
nedere en zuivere toegewijden van de Heer Krishna, die leefden volgens de hoogste zedelijke normen, zien de
Pändava’s de Heer Krishna als God en de Allerhoogste Persoon, maar de zonen van
Dhrtarästra deden het niet. In ieder geval stelt de Heer Krishna voor, deel te
nemen aan de strijd, waarbij de beide
tegenpartijen mogen kiezen hoe Hij ze kan helpen. Hij zal niet meestrijden in
eigen Persoon, maar Zijn troepen bevelen met de ene partij mee te vechten,
terwijl Hij Zelf naar de andere kant als raadgever is gegaan. De Pändava’s
stonden onder de bescherming en kregen bijstand van de Heer Krishna, terwijl
Duryodhana zijn leger met de troepenmacht van de Heer Krishna ziet versterken.
Het verhaal
eindigt dat de Heer Krishna de Wagenmenner werd van Zijn toegewijde en innige
vriend Arjuna. En, hier begint de Bhagavad-Gîtâ: de legers staan in slagorde
tegenover elkaar en Dhrtarästra vraagt ongerust aan zijn secretaris Sanjaya om
rapport over de situatie op het slagveld.
Op zoek naar mezelf
Men dient steeds
de glorie en de grootheid van de Schepper indachtig te zijn, hetgeen de
psycholoog Carl Gustav Jung de naam “God” als het Collectieve Onbewuste en
Archetypen verwoordt, waarbij de schepping verder door de mens wordt
afgehandeld, en het vervullen van onze plichten zelfs wanneer op een bepaalde ogenblik
geweld niet kan worden uitgesloten.
Bepaalde
personen voelen zich naar het geestelijk leven geroepen, terwijl anderen er
geen tijd voor hebben. De boodschap van de Heer Krishna is om gans de
ontwikkeling van ons persoonlijk leven te heiligen, en onze ondernemingen tot
meerdere glorie en voldoening van de Schepper. Geen enkele bijzondere
inspanning is er voor nodig, daar het enkel gaat om de vervulling van onze
plichten als een dienstbewijs aan de Heer, in alles God te zien en de mensheid
in Hem. De Bhagavad-Gîtâ is een leidraad die onze spirituele denkvermogen met
de Heer verbindt.
Teneinde, zich geestelijk te ontwikkelen,
dient persoonlijke discipline en eenvoud van kracht te zijn, een gezonde
levenswijze, onbaatzuchtige dienstverlening (waarbij zelfverrijking is
uitgesloten), yoga praktijken, meditatie, eredienst, het gebed, rituelen,
studie van de Heilige Schriften, en verblijven in het gezelschap van heilige
mensen, het aanroepen van de Heilige Namen Gods, en dagelijks zelfonderzoek
zijn nodig om het lichaam, de gedachte en het intellect te zuiveren. Iederéén
moet proberen de begeerte zowel als de toorn te beheersen om de zes zintuigen
te zuiveren (het gehoor, het gevoel, het zicht, de smaak, de reuk en het
persoonlijke onbewuste.) We moeten allen in herinnering brengen dat alles wordt
volbracht door natuurlijke energieën, en dat hij of zij niet de daders zijn
maar de instrumenten. Iederéén dient naar volmaaktheid te streven in alle
prestaties, en steeds een gezonde evenwicht aanwakkeren in goede en slechte
dagen, in overwinning of nederlaag, in winst of verlies, in pijn zowel als in
genot.
Lezing uit de
Bhagavad-Gîtâ, hoofdstuk 6, de verzen 16 tot en met 23:
(16) Men kan met geen mogelijkheid
yogï worden, O Arjuna, als men te veel eet of the weinig eet, te veel slaapt of
the weinig slaapt.
(17) Wie gematigd is in zijn eet-,
slaap-, werk- en ontspannings-gewoonten, kan alle stoffelijke pijn verzachten
door yoga te beoefenen.
(18) Wanneer de yogï door
yoga-beoefening de activiteiten van zijn geest beteugelt en – verstoken van
alle stoffelijke begeerte – in het bovenzinnelijke gevestigd raakt, heet hij
tot yoga te zijn gekomen.
(19) Zoals een vlam op een plek uit
de wind niet flakkert, blijft degeen die het bovenzinnelijke nastreeft, wiens
geest beteugeld is, voortdurend evenwichtig in zijn schouwen van het
bovenzinnelijke Zelf.
(20-23) De staat der volmaaktheid, waarin de geest door yoga-beoefening
volkomen beteugeld is in zijn fijnestoffelijke activiteit, wordt trance of
samãdhi genoemd. Deze staat wordt gekenmerkt door het vermogen dat men met de
zuivere geest het zelf kan aanschouwen en ervan geniet en zich erin verheugt.
In die blije toestand verkeert men in grenzeloos bovenzinnelijk geluk en geniet
men door bovenzinnelijke zinnen. Eenmaal in die staat, kan men niet meer van de
waarheid scheiden. Wie dit bereikt heeft, denkt dat er niets heerlijkers te
bereiken is. Wie in zo’n bewustzijnstaat verkeert, raakt zelfs in de ernstige
moeilijkheden nimmer uit zijn evenwicht. Dit is waarlijk vrijheid van alle
leed, dat voortkomt uit de aanraking met de stof.
Meditatie eist dus zelfbeheersing in alle
opzichten en nadien, wanneer het werk van mediteren gepaard gaat met alle
vereisten hierboven vernoemd, zal haar doel beantwoord zijn. Fanatisme is zeker
niet aan de orde, hetgeen de Gîtâ duidelijk maakt. Met recht kan men de
meditatie beschouwen als een deel van dat natuurlijk proces waardoor de mens
tot dusver is vooruitgebracht langs het pad van de evolutie. Langs de
Bhagavad-Gita loopt de gouden draad van het goddelijk doel; en de wijze waarop
het goddelijk doel zich openbaart; en de wijze waarop het bewustzijn van de
mens overgaat tot het besef van het leven in de ziel, en de ziel-gewaarwording
is meditatie. Door meditatie komt geestelijke kennis in het denkvermogen tot
het rijpen, kennis en wijsheid.
Het Doel van de Bhagavad-Gita
Het doel van de Bhagavad Gîtâ is om de
mensheid te verlossen van de metafysische onwetendheid waarin haar bestaan
verkeert. Een heilige Schrift die de stem is van het transcendente kan niet echt worden vertaald. De taal en
vertalingen zijn onbekwaam om in alle
duidelijkheid de kennis van het Absolute echt mede te delen. In deze richting,
een poging is steeds gedaan om zo dicht mogelijk bij de grondtekst van het
Sanskriet te blijven terwijl men de lezing gemakkelijk en begrijpelijk willen
houden. Het is vooral het werk geweest van Dr. Ramanand Prasad toen hij de Gîtâ
uit het Sanskriet vertaalde. In de Nederlandse taal gebruiken we voorlopig de
vertalingen in omloop. De aangehaalde vertalingen op het einde van deze
inleiding zijn trouwens allemaal aan te raden. Zover hebben we vier Nederlandse
vertalingen gevonden, want er zijn waarschijnlijk meer. Andere vertalingen
graag door jullie medegedeeld. Een nieuwe Nederlandse vertaling naar deze van
Ramananda Prasad’s Engelse editie is alvast in wording.
Volgens de heilige Schriften, geen enkel
zonde hoe afschuwelijk ook, kan de mens ooit aantasten die de Gîtâ leest,
overweegt, en de leer in praktijk brengt, niet meer zoals het lotusblad tegen
het water is bestand. De Heer zelf verblijft waar de Gîtâ wordt bewaard,
gelezen, gezongen en onderwezen. De Gîtâ is de Verheven kennis en de precieze
uitdrukking van het Absolute en de Eeuwigheid. Hij of zij die de leer van de
Gîtâ leest, overweegt, en praktiseert in geloof, vertrouwen en devotie gaat de
Moksha, bedoeld de Nirvana
door Gods genade zeker bereiken.
Meester Eckhart, Duitse mystieker van de 13e
eeuw, volgt op:
“Kennis heft de ziel op tot
het niveau van God; liefde verenigt de ziel met God; door er gebruik van te
maken wordt de ziel tot God vervolmaakt. Deze drie voeren de ziel rechtstreeks
uit het tijdelijke in het eeuwige.”
Meester Eckhart: Franz Pleiffer)
Bij de ware verlichte yogi treffen we de
combinatie van de mystieker en de kenner tegelijk. Door meditatie wordt de yogi
de “kennis van vereniging”. Het verlichten van het denkvermogen en het
doorgeven van diens kennis en wijsheid door de ziel, zoals het wordt ontluikt
in de Bhagavad Gîtâ is het voorrecht van de ziel, waarvan het resultaat de
vereniging is van hoofd en hart, van liefde en verstand zoals in de komende
meditatie schema wordt aangehaald.
Voorheen nog dit, Carl Gustav Jung die het
licht in het hoofd herkent, waarbij verdere bewijzen niet behoeven:
“... de licht-visie is een
ervaring die vele mystieken gemeen hebben en is ongetwijfeld van de grootste
betekenis, omdat het in alle tijden en op alle plaatsen verschijnt als dat
onvoorwaardelijke, dat in zichzelf het grootste vermogen en de diepste
betekenis verenigt. Hildegarde von Bingen, die naar haar mystiek een
betekenisvolle persoonlijkheid was, drukt zich betreffende haar centrale visie
op gelijkluidende wijze uit. “Sedert mijn kindsheid,” zegt zij, “zie ik altijd
een licht in mijn ziel, maar niet met uitwendige ogen, evenmin door de
gedachten van mijn hart; noch nemen de vijf uitwendige zintuigen deel aan deze
visie... Het licht dat ik waarneem, is niet iets plaatselijks, maar veel
helderder dan de wolk die de zon verbergt. Ik kan er geen hoogte, breedte of
lengte bij ontwaren... Ik kan in dat licht geen enkele vorm herkennen, ofschoon
ik er soms een ander licht in zie, dat mij bekend is als het levende
licht... Terwijl ik het schouwspel van
dit licht geniet, verdwijnen alle verdriet en zorgen uit mijn herinnering...”
“Ik ken enkele mensen die
uit persoonlijke ervaring met dit verschijnsel vertrouwd zijn. Voor zover het
mij ooit mogelijk is geweest het te begrijpen, schijnt het te maken te hebben
met een verscherpte toestand van bewustzijn, die even intensief als abstract
is, een ‘onhecht’ bewustzijn... dat, zoals Hildegarde nadrukkelijk opmerkt,
gebieden van psychische gebeurtenissen tot het bewustzijn doet doordringen
welke gewoonlijk in duisternis gehuld zijn. Het feit dat in verband hiermede de
algemene lichamelijke gevoelens verdwijnen, toont aan dat hun bepaalde energie
eraan is onttrokken en klaarblijkelijk ertoe medewerkt, de helderheid van
bewustzijn te verhogen. Als regel treedt het verschijnsel spontaan op, komt en
gaat naar eigen initiatief. Het gevolg ervan is in zoverre verwonderlijk, omdat
het altijd de oplossing van psychische complicaties met zich brengt en daardoor
de innerlijke persoonlijkheid van emotionele en ingebeelde verwarringen
bevrijdt en zo een eenheid van bestaan schept, die algemeen als ‘verlossing’
wordt ervaren.”
(The Secret of the Golden
Flower, door Richard Wilhelm en Jung)
Deze woorden kan iedere ervaren yogi in
meditatie ondubbelzinnig onderschrijven. Het verschijnsel komt zeer veel voor
en draagt er zeker toe bij, te bewijzen, dat er een nauwkeurige overeenkomst
bestaat met de mentale verlichting. Met dit licht in het hoofd, dat de
verlichtingstoestand schijnt te vergezellen, hebben we vermoedelijk ook de
oorsprong van de stralenkrans die om het hoofd der verlichten van de wereld wordt
afgebeeld.
De denkbeelden van Meester Eckart en C.G.
Jung vinden we duidelijk in de Bhagavad Gîtâ die ver voor onze tijdrekening
werd geschreven.
“Wankel is het denkvermogen,
O Krishna, onstuimig en krachtig; zijn beteugeling houd ik voor even moeilijk
te volbrengen als die van de wind.
Ongetwijfeld... is het
denkvermogen moeilijk te breidelen; doch door onverdroten oefening... wordt het
bedwongen.
Wanneer Uw ziel de
verwarring van de waan te boven zal komen, zult ge geen acht meer slaan op wat
U geleerd wordt of werd.
Eenmaal los van de
traditionele leer, zal Uw ziel standvastig zijn, vast in de aanschouwing der
ziel, dan zult ge eenheid met de ziel bereiken.”
(Bhagavad-Gîtâ)
Het
meditatie-proces bestaat uit vijf delen, waarbij de ene stap naar de andere leidt, en
deze zijn:
(1)
Concentratie: Dit is de handeling van het concentreren van
het denkvermogen op een punt, waarbij men leert hoe het te richten en te
gebruiken.
(2)
Meditatie: Het concentreren van de aandacht in een
bepaalde richting waarbij het denkvermogen standvastig gericht blijft op een
gewenst denkbeeld.
(3)
Contemplatie: Een voltooiing van de ziel, los van het
denkvermogen, waarbij de yogi in een toestand van rust wordt gehouden.
(4)
Verlichting: Het resultaat van de drie voorgaande
processen, en dat houdt in dat de ontvangen kennis naar het hersens bewustzijn
wordt overgebracht.
(5)
Inspiratie: Het gevolg van de verlichting, die leven van
“actie en dienst” tot gevolg heeft.
De Bhagavad-Gîtâ zegt (8:12-13):
“Yoga betekent dat men zich onthoudt van alle
zinsbedrijvigheid. Door alle poorten van de zinnen te sluiten, de geest te
richten op het hart en de levenskracht op het hoogste punt van het hoofd,
verankert men zich in yoga.
Wanneer men zich aldus in yoga bevindt en de
heilige lettergreep OM, de allerhoogste lettercombinatie, laat klinken, en aan
de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods denkend zijn lichaam verlaat, zal men
zeker de geestelijke gewesten bereiken.”
De heilige Schrift heeft haar plaats, maar
het is door directe realisatie dat het innerlijke kan bereikt worden en het
uiterlijke zolang afgelegd. Meditatie is de weg naar innerlijke realisatie en
moet aangeleerd worden, persoonlijk, en van een bekwame leraar. De realisatie
van de ware natuur van het onbewuste leidt tot meditatie.
Hieronder, wordt een eenvoudige techniek van
meditatie beschreven.
(1) Was uw gezicht,
ogen, handen en voeten; en zit in een keurig, rustige en donkere plaats in een
comfortabel postuur, met hoofd, hals, ruggerecht recht en vertikaal. Geen
muziek of wierook is tijdens de meditatie aanbevolen. De tijd en plaats van de
meditatie moet eerst worden vastgesteld. Goed de levensprinciepen, gedachten,
woorden en daden naleven. Bepaalde yogi oefeningen zijn nodig. Middernacht,
s’morgens en s’avonds zijn de beste momenten om te mediteren, 15 tot 25 minuten
iedere dag.
(2) Herinnert u een naam
of vorm van een persoonlijke god waarin uw geloof gevestigd is en vraag Zijn of
Haar zegen.
(3) Doe uw ogen dicht;
neem 5 tot 10 minuten voor trage maar diepe ademhalingen.
(4) Vestig uw blik, uw
geest (gemoed), en gevoelens binnen in het centrum van uw borst, de plaats van
het oorzakelijk hart en adem heel traag. Mentaal, zing “Raa” en adem in, en
“Maa” en adem uit. Visualiseert mentaal en volgt de loop van de ademhaling
langs de neusgaten, naar het voorhoofd, en naar beneden tot in de borst of de
longen. Voel de adem en de gewaarwordingen in het lichaam, en blijf waakzaam.
Tracht uw ademhaling niet te controleren of te leiden, adem gewoon op een
natuurlijke wijze.
(5) Bevestigt uw wil in
de gedachte dat het verdwijnt in de grenzeloosheid van de lucht, terwijl u
ademt. Indien uw gemoed van de ademhaling ontwijkt, start opnieuw met stap 4.
Wees regelmatig en volhard zonder uitstellen.
Het geluid van OM of
AUM is een combinatie van drie hoofdgeluiden: A, U, en M. Het is de bron
van alle uitgesproken geluiden. Daarom, is dit het beste geluid als symbool van
de Geest. Het is de oorspronkelijke impulsief dat de vijf zenuw centra doet
bewegen die de functie van het lichaam controleert. Yogananda noemt OM het
vibratiegeluid van de kosmisch motor. De Bijbel zegt: “In den beginne was het
Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God.” (Johannes 1:1) (OM,
Amen, Allah)
Deze kosmische geluidsvibratie wordt door de
yogi’s beluisterd als een geluid, of een mengeling van geluiden, of van verschillende frequenties.
De “OM” meditatie (in het Engels “Omnic
Meditation”), door de Heer Krishna bekend gemaakt, is een zeer krachtige en
sacrale techniek door heiligen en wijzen van alle godsdiensten in gebruik
gebracht. Het combineert Patanjali’s laatste zes stappen in drie gemakkelijke
stappen, die u pas zult praktiseren na voorgaande meditatie een paar maanden te
hebben beoefend. Samengevat, de “OM” methode oefent het “gemoed” (de geest) om
doorlopend, het “AUM” geluid te verspreiden.
Voor hen die het conventionele pad van de
meditatie niet kunnen volgen, heeft de Heer Krishna een eenvoudige methode van
contemplatie medegedeeld:
“Voor iemand die onophoudelijk aan Mij denkt,
ben Ik gemakkelijk te bereiken, O Arjuna, vanwege zijn voortdurende activiteit
in toegewijde dienst.” (8:14)
We zijn nu trapsgewijze bezig de 700 verzen
van de Bhagavad-Gîtâ op computer te zetten, met daarbij de voornaamste
vertaalde commentaren van Dr. Ramanand Prasad, Ph. D. en andere nuttige
gegevens. Voorlopig enkel langs e-mail
verkrijgbaar. Gelieve te schrijven
naar: philippe de coster
Informatie:
Wij kunnen u
vier vertalingen van de Bhagavad-Gîtâ in de Nederlandse taal en één in het
Engels aanbevelen, namelijk:
(1) Bhagavad-Gîtâ, integraal
vertaald naar het oorspronkelijke Sanskriet, door Hendrik van Teylingen.
Uitgeverij, Altamire-Becht, Haarlem.
(2) De Bhagavad-Gîtâ zoals ze is, uitgegeven door “The
Bhaktivedanta Book Trust. Uitgave met het Sanskriet tekst en commentaar.
(3) BhagavadGîtâ, vertaald door Guus
Nooteboom, bewerkt door zijn zoon Kuuk Nooteboom. Uitgeverij Ankl-Hermes bv –
Deventer. Uitgave met het Sanskriet.
(4) Bhagavad Gita, vertaald door Dra
C. Keus. Orient Serie – Uitgeverij Ankh-Hermes bv Deventer. Vertaling ten
sterkste aanbevolen.
(5)
Ten zeerste aangeraden de Engelse vertaling van de
Bhagavad-Gîtâ door Dr. Ramananda Prasad, Ph.D. Het boek kan van een “website”
opgeladen worden, namelijk deze van de “American and International Gîtâ
Society”, en deze is: http://www.gita-society.com/bhagavad-gita.htm
Ten zeerste aanbevolen het volledige
domein te bezoeken:
http://www.gita-society.com/gita3rd.htm
Ik blijf verder op mijn e-mail adres tot
uw beschikking terwijl u mij steeds op
het volgend adres kunt schrijven, of zelfs telefoneren: philippe de coster
The Gîtâ Society of Belgium
C/o. Philippe
De Coster, DD
Parklaan 81
B9000 Gent
België
Tel.
00.32.09.222.28.58
E-mail:
philippe de coster