|
Gita in Dutch |
Hoofdstuk 14
DE DRIEVOUDIGE AARD DER MATERIËLE NATUUR
- De Heer Krishna zei: Wederom zal Ik je
deze verhevene wijsheid uiteenzetten, de meest verheven kennis, waardoor
de wijzen, die haar bevatten, tot de hoogste volmaaktheid kwamen.
- Daar zij hun toevlucht tot deze
wijsheid hebben genomen en in Mijn wezen zijn opgegaan, worden zij niet
wederom geboren, zelfs niet bij de schepping van een heelal, en evenmin
zullen zij lijden als het uiteenvalt.
ALLE WEZENS ZIJN
DOOR DE VERENIGING VAN GEEST EN MATERIE GEBOREN
- Mijn materiële Natuur is de
moederschoot van de schepping, waarin Ik de kiem der Bewustzijn breng;
hieruit spruiten alle schepselen voort, O Arjuna.
(Zie ook 9.10)
- Men dient te begrijpen, O Arjuna, dat
uit welke moeder de stervelingen ook geboren worden, de materiële Natuur
is hun moederschoot, en de Geest of Bewustzijn, is de leven-gevende Vader.
HOE DE DRIEVOUDIGE MATERIËLE NATUUR DE GEEST
ZIEL AAN HET LICHAAM BINDT
- De materiële natuur bestaat uit de
drie geaardheden – goedheid, hartstocht en inertie. Wanneer het
onvergankelijk levend wezen met de natuur in aanraking komt, O Arjuna,
raakt het door deze geaardheden geconditioneerd.
- O zondeloze Arjuna, de geaardheid
goedheid, die zuiverder is dan de beide andere, verlicht het levend wezen
en bevrijdt het van de terugslagen van zijn zondig doen en laten. Degenen
die zich in deze geaardheid bevinden ontwikkelen kennis, maar raken
gebonden door het geluksgevoel waarmee goedheid gepaard gaat.
- O Arjuna, de geaardheid hartstocht
bestaat uit ongebreidelde verlangens en hunkeringen, en hierdoor raakt men
gebonden aan materiële activiteiten en de vruchten van dien.
- Weet, O Arjuna, dat de geaardheid
onwetendheid brengt alle levende wezens in illusie. Onwetendheid leidt tot
waanzin, luiheid en slaap, waardoor de ziel gebonden raakt.
- Harmonie
hecht de mens aan zaligheid; beweeglijkheid
aan handeling, O Arjuna. Inertie
die de wijsheid versluiert, echt de mens daarentegen aan nalatigheid,
achteloosheid.
KARAKTERISTIEKEN VAN HET DRIEVOUD DER NATUUR
- Soms heeft de harmonie de overhand,
wanneer ze beweeglijkheid en traagheid heeft bedwongen, O Arjuna; soms
beweeglijkheid, als deze harmonie en traagheid heeft overwonnen; en soms
traagheid als ze harmonie en beweeglijkheid heeft overmeesterd.
- Wanneer door alle poorten van het
lichaam het licht der Zelfkennis binnendringt, kan men ervan verzekerd
zijn dat de geaardheid goedheid zich openbaart.
- O Arjuna, wanneer de geaardheid
hartstocht zich laat gelden, ontwikkelen er zich symptomen van grote
gehechtheid, onbedwingbare begeerte, verlangen en hevig streven.
- O Arjuna, duisternis, stilstand,
achteloosheid en ook de waan, deze spruiten voort uit de toename van
inertie.
DE DRIEVOUDIGE AARDEN ZIJN OOK DE VOERTUIGEN VOOR DE
TRANSMIGRATIE VAN DE INDIVIDUELE ZIEL
- Sterft men tijdens de overhand van
goedheid dan bereikt men de hemel – de zuivere wereld van de kenners der
Verhevene.
- Sterft men in de geaardheid hartstocht,
dan wordt men geboren onder hen die zich bezighouden met baatzuchtige
streven; en sterft men in de geaardheid onwetendheid, dan wordt men onder
de lagere wezen geboren.
- Door te handelen in de geaardheid
goedheid raakt men gelouterd. Werk dat men doet in de geaardheid
hartstocht leidt tot verdriet, en activiteiten in de geaardheid
onwetendheid leiden tot dwaasheid.
- Uit de geaardheid goedheid ontwikkelt
zich werkelijke kennis; uit de geaardheid hartstocht ontwikkelt zich
verdriet; en uit de geaardheid onwetendheid ontwikkelen zich dwaasheid,
waanzin en begoocheling.
- Zij die zich in de geaardheid goedheid
bevinden stijgen geleidelijk op naar de hogere gewesten; zij die in de
geaardheid hartstocht leven op aarde; en zij die in de geaardheid
onwetendheid verkeren dalen af naar de lagere gewesten der hel.
HET BEREIKEN VAN NIRVANA NA DE DRIEVOUDIGE
AARD DER MATERIËLE AARD TE HEBBEN OVERTROFFEN
- Als de ziener ziet dat er niets anders
is wat handelt dan de leibanden en weet wat er boven de leibanden uitgaat,
gaat hij in Mij op.
(Zie ook 3.27, 5.09, en 13.29)
- Wanneer de ziel ontstijgt aan deze
drie geaardheden (gunas),
waaraan het lichaam is ontsproten, is ze vrij van geboorte, dood, ziekte
en ouderdom en bereikt ze onsterfelijkheid.
HET VERLOOP OM BOVEN DE DRIE AARDEN TE KOMEN
- Wat zijn de kenmerken van hem, die aan
de drie geaardheden (gunas) is ontstegen, O Heer Krishna? Hoe
gedraagt hij zich? En hoe transcendeert hij deze drie geaardheden (gunas)?
- De Heer Krishna zei: Hij die geen
afkeer heeft van verlichting, gehechtheid en begoocheling,
wanneer deze zich voordoen, en er ook niet naar verlangt, als ze er niet
zijn.
- Hij die als het ware terzijde zit, en
onberoerd blijft door de geaardheden (gunas); die met de woorden:
‘de gunas weren zich’, onbeweeglijk terzijde staat;
- Hij die evenwichtig is in wel en wee;
vol zelfvertrouwen; voor wie een kluit aarde, een kei en een klomp goud
gelijk zijn; die gelijkmatig is jegens degenen die hij liefheeft en die
hij niet mag, standvastig, gelijkmoedig onder lof en blaam;
- Hij die gelijkmoedig is in eer en
schande, onpartijdig tegenover vriend en vijand, die zich niet
identificeert met wat hij ook onderneemt, hij is boven de gunas
uitgestegen.
DE BANDEN DER DRIE AARDEN KUNNEN DOOR DEVOTIONELE LIEFDE WORDEN AFGEDAAN
- Wie zich volledig verbindt in
toegewijde dienst en in geen enkele omstandigheid ten val komt, ontstijgt
terstond aan de geaardheden der materiële natuur en bereikt Nirvana of
verlossing. (Zie ook 7.14 en 15.19)
- Want ‘Ik Ben’ de eeuwige Geest en de
overgankelijke nectar der onsterfelijkheid, de eeuwige gerechtigheid
(Dharma), de onvergankelijk en eeuwige rust in Mij.
In de
Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste
Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en
Arjuna, staat aldus het veertiende hoofdstuk, genaamd “De Drievoudige Aard der Materiële Natuur”.
Andersom: “Als de ziener
inziet, dat het slechts de hoedanigheden zijn, die werken, en als hij Dat kent,
dat boven de hoedanigheden uitgaat, gaat hij in Mij op.” (14.19) De ziel
handelt niet materieel en is eveneens aangegeven in de verzen 5.8 en 13.21.
|
|
|