|
Gita in Dutch |
DE VERHEVENE (ABSOLUTE) WEZEN
DE SCHEPPING IS ZOALS EEN BOOM DOOR DE KRACHTEN VAN MAYA
GESCHAPEN
- De Heer Krishna zei: Het universum (of
menselijk lichaam) kan met een eeuwige boom vergeleken worden die met zijn
afkomst (of wortels) in de Verhevene Wezen omhoog verblijft en met zijn
takken omlaag in de kosmos. De Vedische gezangen zijn de bladeren van deze
boom. Hij, die dit weet, is een
Veda-kenner.
- De takken van deze eeuwige boom zijn
over de gehele kosmos verspreidt.
De boom is door de drievoudige geaardheid der materiële Natuur gevoed;
haar twijgen zijn de zinsgenoegens; en haar wortels het ego en begeerte
verspreidt omlaag in de menselijke samenleving en in de boeien van
Karmische gebondenheid.
HOE ZICH VAN DE BOOM DER GEHECHTHEID ONTTREKKEN
EN VERLOSSING BEREIKEN DOOR GOD’S TOEVLUCHT TE ZOEKEN
3-4
De
werkelijke gedaante van deze boom kan door niemand worden waargenomen in deze
wereld. Niemand kan zien waar hij eindigt, begint of staat.
Maar vastberaden moet men deze sterk gewortelde boom omhakken met de bijl der
onthechting, op zoek naar het oord vanwaar men, wanneer men het eenmaal heeft
bereikt, nimmer terugkeert, en zich daar overgeven aan de Verhevene
Persoonlijkheid Gods, bij wie alles begonnen is en in wie alles sinds onheugelijke
tijden verwijlt.
- Wie vrij is van begoocheling, valse
trots en verkeerd gezelschap, wie het eeuwige begrijpt, wie afgedaan heeft
met aardse lust en verlost is van de dualiteit van geluk en verdriet en
weet hoe zich over te geven aan de Verhevene Wezen, die bereikt de
Verhevene Oord.
- Mijn Verhevene Woonst wordt door zon
noch maan verlicht, noch door vuur. En ieder die haar bereikt keert nimmer
terug in deze materiële wereld.
DE BELICHAAMDE ZIEL IS DE GENIETER
- Een onsterfelijke eeuwig deeltje
van Mijn Zelf, in de wereld der levenden neergetransformeerd als een
levende geest, omhult
zich met de vijf zinnen en als zesde het bewustzijn,
versluierd in materie.
- Als de Heer een lichaam aanneemt en
als Hij het verlaat, grijpt Hij deze dingen, namelijk de vijf zinnen en
manas en neemt ze mee, zoals de wind de frisse geuren uit hun schuilhoeken
meedraagt. (Zie ook 2.13)
- Verborgen in het oor, het oog, de huid,
de tong, de neus en ook in het bewustzijn,
geniet Hij van de objecten der zinnen.
- Zij, die bewogen door de drie materiële
geaardheden in de begoocheling leven, worden Hem niet gewaar, als Hij
heengaat of verblijft, of geniet; zij die zien met de ogen van wijsheid,
worden Hem gewaar.
- Ook yogi’s, in hun streven naar
eenheid, worden Hem gewaar, gegrondvest in het Zelf; maar al zouden de
niet-intelligenten ernaar streven, zij zouden Hem niet gewaar worden, daar
hun zelf ongeoefend is.
DE GEEST IS DE ESSENTIE VAN ALLES
- Het stralende licht van de zon, dat het
duister van de gehele wereld verdrijft, komt van Mij. En het stralende
licht van de maan en het stralende licht van het vuur zijn eveneens van
Mij afkomstig. (Zie ook 13.17 en 15.06)
- De aarde met Mijn levenskracht
doordringend, houd Ik de schepselen in stand; en door het verrukkelijke
Soma-sap te
worden, voed
ik alle planten.
- Ik ben het spijsverteringsvuur
in ieder levend lichaam en Ik ben de levensadem, zowel de uitgaande als de
ingaande, en zo verteer ik de vier soorten voedsel.
- Ik woon in ieders hart en van Mij
komen geheugen, kennis en vergetelheid. De bedoeling van alle Veda’s is
dat men Mij leert kennen. Ik ben voorwaar de schrijver van de Vedanta en
degene die de Veda’s doorgrondt. (Zie ook 6.39)
WIE ZIJN DE VERHEVENE GEEST, GEEST EN DE INDIVIDUELE ZIEL
- Er zijn tweeërlei entiteiten in de
kosmos: de veranderlijke Tijdelijke Wezens, en de onvergankelijke Eeuwige
Wezen (Geest). Al de geschapen wezens zijn aan verandering onderhevig,
maar de Geest blijft onveranderd.
- De Verhevene Geest staat boven beide –
de Tijdelijke Wezens en de Eeuwige Wezen. Hij wordt ook de Absolute
Realiteit genoemd die beide het Tijdelijke en het Eeuwige in alles tot
stand houdt.
- Daar de Verhevene Wezen boven beide
het Tijdelijke en het Eeuwige verblijft; staat Hij in de wereld en de
geschriften als de Verhevene Wezen (Absolute realiteit, Waarheid,
Superziel) bekend.
- Hij, die vrij van begoocheling, Mij
aldus kent als de Verhevene Wezen,
aanbidt Mij met zijn hele wezen, O Arjuna. (Zie ook 7.14, 14.26, en 18.66)
- En zo heb Ik dan de geheime
transcendentale wetenschap der Absolute uitgelegd. Moge hij, die dit
vernomen heeft, als zijn taak vervuld is, de verlichting ontvangen, O
Arjuna.
In de
Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste
Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en
Arjuna, staat aldus het vijftiende hoofdstuk, genaamd “De Verhevene
(Absolute) Wezen”.
Het
menselijk lichaam, het microkosmisch heelal of wereld, mag met een beginloze en
eindeloze boom vergeleken worden. Karma is het zaad, de ontelbare begeerten
zijn de wortelen, de vijf grondelementen zijn de hoofdtakken, en de tien
organen der perceptie en handelen zijn de bijtakken. Drie geaardheden der
materiële natuur voorziet in de voeding, waarbij de zinnelijke genoegens de
scheutjes zijn. Deze boom is steeds veranderlijk; toch eeuwig zonder begin of
einde. De mens die waarlijk deze wonderlijke boom begrijpt, zijn oorsprong (of
wortel), zijn natuur en werking, is in de ware zin van het woord de kenner van
de Veda’s.
|
|
|